Kwaliteit volgens het kwaliteitsinstituut

Pieter van Eijsden
Pieter van Eijsden
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2015;159:B1153

artikel

De ontwikkelingen in de voetbalwereld zijn moeilijk bij te houden. Speelt Dirk Kuyt bij Fenerbahçe of bij Galatasaray? Komt hij naar Feyenoord of gaat hij stoppen? In onze eigen wereld speelt iets vergelijkbaars. Wat doet het college voor zorgverzekeringen (CVZ) nu eigenlijk? Of is het ‘zorgverzekeraars’? Bestaan ze nog wel? Het is daarom prettig dat nog even uitgelegd wordt dat het CVZ nu ‘zorginstituut’ heet en dat een onderdeel daarvan, ‘het kwaliteitsinstituut’ er ook voor artsen is (A7855). Om de analogie vast te houden, vind ik het zorgwekkend dat aan ‘spelbepalende middenvelders’ moet worden uitgelegd dat onderdelen van ‘de betaald voetbalorganisatie’ oftewel voetbalclub, er ook voor hen zijn.

Artsen weten te weinig over de organen van de gezondheidszorg, maar het proza waarmee zij zich presenteren is ook wel afschrikwekkend. Zo omschrijft het kwaliteitsinstituut haar taak als “het bevorderen van kwaliteitsverbetering en transparantie door het beheren van een openbaar register waarin richtlijnen, zorgstandaarden, zorgmodules en meetinstrumenten worden opgenomen als deze voldoen aan toetscriteria.” Deze ‘newspeak’ draagt bij aan mijn angst dat men wel erg ver van de praktijk afstaat, wat nog eens wordt bevestigd als ze melden op zoek te gaan naar consensus tussen alle relevante partijen, inclusief patiënten.

In dit nummer wordt geïllustreerd hoe weerbarstig die praktijk is. De neurologen weven van flardjes wetenschap een richtlijn in elkaar over de eenvoudige vraag wat te doen als een kindje niet al te hard op z’n bolletje valt. De kinderartsen kijken hoe dit uitpakt in de praktijk en leveren behoorlijk wat kritiek (A8405). Dan komen de huisartsen deze maand ook met een richtlijn die wéér andere accenten legt. Discussie tussen deze groepen kan leiden tot betere richtlijnen en het is bemoedigend dat de neurologen laten weten dat ze de kritiek ter harte nemen (A8759). Desondanks zal het gebrek aan consensus blijven en de paradox is dat dit juist een voorwaarde is voor kwaliteit. Juist de verschillende invalshoeken leiden tot aandacht voor alle relevante aspecten van de patiënt en de aandoening waar de patiënt aan vast zit. De kinderartsen benadrukken de stralenbelasting van de CT-scan, huisartsen de sociale context en neurologen het epiduraal hematoom. Dokters leveren kwaliteit als zij samenwerken om deze informatie verstandig te integreren tot een individuele behandeling.

De beoogde consensus zal noodzakelijkerwijs leiden tot documenten vol open deuren óf twistappels. Het kwaliteitsinstituut kan een richtlijn wel dwingend opleggen, maar dat ondergraaft nou net weer het draagvlak (A7380). De kwaliteitsverbetering die het kwaliteitsinstituut in de praktijk wil realiseren blijft daarom onduidelijk. Als je kijkt naar de leiding van het zorginstituut doemt ook de vraag op of goede dokters niet net als topvoetballers hun actieve carrière wat vaker een vervolg langs de zijlijn moeten geven.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties