Kindergeneeskunde en etnische minderheden. II. Specifieke problemen

Klinische praktijk
T.W.J. Schulpen
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1987;131:754-8

Zie ook het artikel op bl. 751.

Inleiding

Zoals vermeld in deel I van dit artikel krijgt vooral de arts in de grote steden meer en meer te maken met kinderen uit etnische minderheden.1 Naast de algemene psycho-sociale en algemeen geneeskundige problemen bestaan er bij hen diverse specifieke ziektebeelden, die nauwelijks voorkomen bij Nederlandse kinderen. Voordat hierop nader zal worden ingegaan, moet echter eerst vermeld worden dat het algemene ziektepatroon, zoals kinderziekten, KNO-ziekten, CARA, buikpijn en zaken als enuresis en encopresis, vrijwel gelijk is bij Nederlandse en migrantenkinderen. De interpretatie van deze aandoeningen is echter cultuurgebonden en de buitenlandse ouders zullen vaak sneller naar een arts gaan met een baby met koorts, dan met een kind met een chronisch loopoor. Ook worden problemen als enuresis en encopresis meestal binnenshuis gehouden en wordt erg lang gewacht voordat daarvoor professionele hulp wordt ingeroepen. Uiteraard zijn er tussen de etnische groeperingen nuance-verschillen…

Auteursinformatie

Ziekenhuis Overvecht, afd. Kindergeneeskunde, Paranadreef 2, 3563 AZ Utrecht.

Dr.T.W.J.Schulpen, kinderarts-tropenarts.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties