Het ministerie van Verkeer en Waterstaat streeft ernaar om in 1994 iedereen die achter het stuur wordt aangetroffen met meer dan 2 promille alcohol in het bloed door een psychiater te laten keuren. Deze zou moeten vaststellen of betrokkene gedurende de rest van zijn leven nog wel geschikt is om een motorvoertuig te besturen.1 In de pers is de juridische legitimiteit van deze maatregel in twijfel getrokken.2 Ik beperk mij tot de rol van de psychiater: is een psychiater wel in staat de gestelde vraag te beantwoorden?
Wat is er in het algemeen bekend over de samenhang tussen verkeersongelukken en stoornissen in het psychisch functioneren? Ik beperk mij eerst tot de groep bestuurders die nog niet betrapt werd op rijden onder invloed. Daarbij kan men verschillende antwoorden op deze vraag geven, afhankelijk van de invalshoek die men kiest.
Laten we eerst eens kijken naar een mogelijke samenhang met…
(Geen onderwerp)
Rotterdam, oktober 1993,
In een recent commentaar gaat prof.Zitman in op de door het ministerie van Verkeer en Waterstaat voorgestelde psychiatrische keuring van automobilisten die met meer dan 2 promille alcohol in het bloed aan het verkeer deelnamen (1993;2067-8). Mijns inziens is de vraagstellling fout verwoord en blijkt uit het artikel ook een misvatting over wat van een psychiater gevraagd wordt.
‘Rijvaardig’ is iemand die blijk heeft gegeven bij het rijexamen de kennis en de kunde te hebben om een voertuig te besturen. Of iemand ook mentaal geschikt is die kennis en kunde in het verkeer te gebruiken, niet alleen op de examendag maar elke dag, zou de vraagstelling aan de psychiater worden. De vraagstelling is: ‘Is deze persoon verslaafd of heeft hij andere geestelijke stoornissen die een onverantwoord risico inhouden voor deelname aan gemotoriseerd verkeer?’ Van een deskundige op dat gebied mag een beter gefundeerd oordeel verwacht worden dan van een eerstelijnsbeoordelaar. Hoe de psychiater zo'n oordeel fundeert, is van zijn kundigheid afhankelijk. Een te hoog bloedalcoholpromillage wordt als een mogelijke aanwijzing gezien voor verslaving. Het is dus alleen een feit dat aanleiding geeft tot een onderzoek.
(Geen onderwerp)
Nijmegen, november 1993,
In mijn artikel sprak ik mijn twijfel uit over de vraag of psychiaters over genoeg gegevens beschikken om te kunnen beoordelen of iemand mentaal geschikt is om zijn rijvaardigheid elke dag in het verkeer te gebruiken.
(Geen onderwerp)
Rotterdam, december 1993,
Het artikel van Zitman (1993;2067-8), zijn antwoord (1993;2511) en een ingezonden brief over methadongebruik en verkeer ( The Police Surgeon, 1993; 36) deden bij mij de vraag opkomen of de beschreven problematiek niet geldt voor alle vormen van gedeeltelijke invaliditeit, met andere woorden, zich voordoet bij alle specialismen. Hoe ernstig moet diabetes zijn, hoe ernstig een verlamming, een hartaandoening of CARA, om te oordelen dat een patiënt niet meer in staat is tot het besturen van een voertuig? Elk specialisme, ook de psychiatrie, zal overduidelijk met verkeersdeelname onverenigbare verschijnselen onderkennen en ook overduidelijk verenigbare. Het gebied van de twijfelgevallen is moeilijk. Op grond van het ontbreken van harde aanwijzingen dat gedeeltelijke invaliditeit van betekenis is met betrekking tot ernstige ongevallen, kan mijns inziens een positief advies worden gegeven op basis van het voordeel van de twijfel.
lemand die meent met meer dan 2 promille alcohol in het bloed te kunnen chaufferen, mag best onderworpen worden aan een psychiatrisch onderzoek, al zal dat vaak geen duidelijk oordeel opleveren over eventuele verslaafdheid en over toekomstig gedrag met betrekking tot drinken en chaufferen. Een dergelijke beoordeling kan dan opgevat worden als middel om gekeurdes aandacht extra op zijn problematiek te vestigen, waarbij het voordeel van de twijfel soms pas wordt bereikt na een beroepszaak. In het algemeen is er echter een goede reden via art. 18 van de Wegen Verkeers Wet een beoordeling van de rijgeschiktheid te vragen.