Samenvatting
Doel
Beschrijven van de kerncijfers van de Nederlandse centra voor invasieve prenatale diagnostiek over de periode 1991-2000 en analyseren van eventuele trends.
Opzet
Retrospectief.
Methode
De cijfers uit de jaarverslagen 1991-2000 van de 13 centra voor invasieve prenatale diagnostiek werden samengevoegd en beschreven, met speciale aandacht voor aantallen ingrepen, de indicaties en de gevonden afwijkingen.
Resultaten
Het deel van de zwangeren dat invasieve prenatale diagnostiek liet verrichten steeg van 5 in 1991 naar 6 in 1996 en bleef daarna stabiel. ‘Maternale leeftijd’ was de voornaamste indicatie; het aandeel hiervan varieerde van 69,2 tot 73,3. Het aantal zwangeren in Nederland dat vanwege de leeftijd (36 jaar en ouder) in aanmerking kwam voor prenatale diagnostiek steeg daarentegen met 69,9. Het percentage afwijkende onderzoeksuitslagen bedroeg gemiddeld 4,7 en nam toe van 3,6 in 1991 tot 5,4 in 2000. Bij 70,8 van de afwijkende uitslagen besloot de zwangere tot afbreking van de zwangerschap. De voornaamste trends waren de afname van het aantal navelstrengpuncties (–82) en vlokkentests (–18) ten gunste van de vruchtwaterpunctie (+48), en de afname van het aantal vruchtwaterpuncties met als indicatie ‘verhoogd risico op neuralebuisdefect’.
Conclusie
Het aantal invasieve prenatale diagnostische ingrepen was stabiel. Wel was er een duidelijke afname van het percentage zwangeren van 36 jaar en ouder dat koos voor invasieve prenatale diagnostiek zonder vooraf prenatale screening te laten verrichten.
Reacties