Samenvatting
- Volgens de huidige inzichten behoeft aan ijzertekort pas aandacht te worden besteed als een anemie is ontstaan. Bij premenopauzale vrouwen wordt daarbij de grens van 7,5 mmol/l gehanteerd.
- Bij het bepalen van referentiewaarden voor hemoglobine voor vrouwen is echter alleen de groep vrouwen met extreme ijzerdeficiëntie, bij wie geen ijzer in het beenmerg kon worden aangetoond, uitgesloten.
- Onderzoeken waarin aan premenopauzale vrouwen ijzersubstitutie in voldoende dosering werd gegeven toonden een stijging van de hemoglobineconcentratie tot ≥ 8,0 mmol/l.
- Premenopauzale vrouwen hebben baat bij ijzersuppletie om hemoglobineconcentratie en ijzervoorraad te optimaliseren. Hun fysieke conditie is evenredig met de hemoglobineconcentratie en bij een eventuele zwangerschap is een voldoende ijzervoorraad, overeenkomend met een ferritineconcentratie van ≥ 80 μg/l, gunstig voor moeder en kind.
- Er zijn geen goede argumenten voor de vigerende reserve ten opzichte van ijzersuppletie bij premenopauzale vrouwen met een suboptimale ijzervoorraad.
(Geen onderwerp)
Nijmegen, januari 2001,
Elion-Gerritzen stelt op grond van literatuurgegevens dat de tot nu toe gehanteerde hemoglobinegrenswaarde van 7,5 mmol/l te laag is ingeschat om een latent ijzergebrek bij premenopauzale vrouwen op het spoor te komen (2001:11-4). Het gevolg is dat aan deze groep ten onrechte ijzersuppletie wordt onthouden. Wanneer vrouwen met een suboptimale ijzervoorraad zwanger worden, dreigen meer complicaties rond de geboorte en hebben de baby's een minder fraaie Apgar-score. De auteur concludeert dat ijzersuppletie reeds geïndiceerd is bij een hemoglobinewaarde lager dan 8,0 mmol/l.
Hoewel deze conclusie terecht is met betrekking tot de autochtone bevolking in Nederland, bestaat het risico dat men allochtone vrouwen met hemoglobinopathie ten onrechte ijzersuppletie zal geven wanneer alleen wordt afgegaan op de hemoglobinewaarde. Ieder klinisch-chemisch laboratorium beschikt al vele jaren over automatische celtelapparatuur waarmee tegelijk met de hemoglobinewaarde informatie wordt verkregen over de hematocriet, ‘mean corpuscular volume’, ‘mean corpuscular hemoglobin’, ‘mean corpuscular-hemoglobin concentration’ en ‘red cell distribution width’ (RDW). Bij ijzergebrek is er altijd sprake van anisocytose, dat wil zeggen een toename van RDW. Bij een lage hemoglobinewaarde als uiting van een hemoglobinopathie is de RDW klein en is er ijzerstapeling, samen met hoge ferritinewaarden. De boodschap moet derhalve enigszins worden genuanceerd. Op de hemoglobinewaarde alléén kan men zich niet verlaten. Vóór men tot ijzersuppletie bij premenopauzale vrouwen overgaat, moet men zeker ook de ferritinewaarde, eventueel aangevuld met de serumtransferrinewaarde, bepalen.
(Geen onderwerp)
Wassenaar, januari 2001,
Haanen geeft een welkome aanvulling op mijn artikel. Ook bij premenopauzale vrouwen moet men alert zijn op andere oorzaken van anemie dan alleen ijzergebrek. Een moeilijkheid is dat met de apparatuur waarmee de huisarts hemoglobine meet, de erytrocytenindices niet worden bepaald. Wanneer op basis van een hemoglobinebepaling in de praktijk de beslissing wordt genomen ijzersuppletie te geven, zal men er mijns inziens goed aan doen in ieder geval de controle na 2 of 3 maanden uit te voeren met bepaling van hemoglobine, indices en ferritine door het laboratorium.