Zie ook het artikel op bl. 493.
Het ‘portfolio’ is een verzameling relevante documenten voor de opleiding tot medisch specialist. Het portfolio, beschreven in het Kaderbesluit van het Centraal College Medische Specialismen en in de opleidingseisen van het specialisme, wordt beheerd door de arts in opleiding tot specialist (aios) zelf. Het is de bedoeling dat de aios meer regie krijgt over het eigen opleidingstraject. Hij of zij leert het vak niet louter meer door in de voetsporen te treden van de opleiders volgens het meester-gezelmodel. Het toekomstig eigen handelen wordt thans ook getoetst aan professionele standaarden en aan gepubliceerde wetenschappelijke kennis (evidence-based geneeskunde). Het opleidingsplan wordt complexer wegens de in grote mate toegenomen kennis. Zelfs de opleider kan niet meer het hele vak overzien en beheersen en leidt met een team dat is aangevuld met andere disciplines de aios op. Nieuwe wettelijke kaders geven de opleiding meer maatschappelijk karakter…
Het belang van het portfolio in de specialistenopleiding
Amsterdam, april 2007,
Met grote interesse las ik de discussies over de voor- en nadelen van het portfolio in de specialistenopleiding, van respectievelijk Sluiter et al. (2007:492) en Vermeulen (2007:493). Gaarne wil ik reageren op de naar voren gebrachte argumenten. Als arts in het eerste jaar van mijn opleiding tot specialist (aios), zonder relevante klinische ervaring, duizelde het mij bij de aanvang van de opleiding verloskunde en gynaecologie bij alles wat er van mij verwacht werd tijdens, maar zeker ook aan het einde van de opleiding. De hamvraag is: hoe word en blijf ik een goede gynaecoloog dan wel medisch specialist? Met alle argumenten vóór het bijhouden van een portfolio gedurende de opleiding kan ik het van harte eens zijn. Niet vaak sluit de praktijk zo goed aan bij het beoogde doel, namelijk eigen regie over de opleiding, transparantie van de opleiding, en overzicht en duidelijkheid ten aanzien van de behaalde of nog te behalen doelen. Daarom was ik ook zeer verbaasd de contra-argumenten te lezen.
Allereerst zou een portfolio een enorme papierwinkel veroorzaken. Aangezien er een digitale opzet is geformuleerd, is het invullen een zeer eenvoudige zaak geworden, uniform voor elke aios en overzichtelijk voor de opleider. Verder is het kort en krachtig formuleren van de doelen die moeten worden gehaald in de opleiding een uitdaging, zodat men zich niet kan verschuilen achter wollige verhalen.
Ten tweede is er wel degelijk bewijs dat er een relatie bestaat tussen het beheren van een portfolio en het verbeteren van de kwaliteit van de opleiding.1-3
Ten derde is de onbekendheid bij collega-specialisten of mensen uit de onderwijswereld geen reden om de invoering van het portfolio te blokkeren; onbekend maakt niet onbemind.
Concluderend, voor zowel de assistent-geneeskundige als de opleider en dus ook voor alle patiënten die in de toekomst behandeld zullen worden, blijft het van groot belang om de kwaliteit en de transparantie van de opleiding en daarmee de gezondheidszorg te blijven verbeteren. Het bijhouden van een portfolio is daarbij een zeer welkom en praktisch hulpmiddel.
Campbell CM, Parboosingh JT, Gondocz ST, Babitskaya G, Lindsay E, de Guzman RC, et al. Study of physicians’ use of a software program to create a portfolio of their self-directed learning. Acad Med. 1996;71(10 Suppl):S49-51.
Fung MF, Walker M, Fung KF, Temple L, Lajoie F, Bellemare G, et al. An internet-based learning portfolio in resident education: the KOALA multicentre programme. Med Educ. 2000;34:474-9.
Snadden D, Thomas ML. Portfolio learning in general practice vocational training – does it work? Med Educ. 1998;32:401-6.
Het belang van het portfolio in de specialistenopleiding
Amsterdam, mei 2007,
De reactie van collega Hermsen verbaast mij, omdat zij werkzaam is in een betrekkelijk kleine opleidingskliniek met uitstekend contact tussen de opleider en de assistent-geneeskundigen. In een dergelijke kliniek is een portfolio zeker overbodig. Wat men verwacht en verlangt van de assistent kan gewoon bij de koffie worden besproken. In grote opleidingsklinieken zou er wel behoefte zijn aan een portfolio, omdat de opleider geen zicht heeft op wat in de stages gebeurt en de hoofden van de onderafdelingen waar stage wordt gelopen, zich vooral bezighouden met hun subspecialisme en hun research, en de opleiding laten voor wat die is. Voor de opleider en de assistent-geneeskundige is een portfolio dan nuttig, omdat de laatste kan laten zien wat gedaan is en daarop kan reflecteren. Het portfolio is dan echter een schijnoplossing voor een slechte opleiding.
De door Hermsen aangehaalde artikelen laten niet zien dat de kwaliteit van de opleiding door het portfolio verbetert, wel dat het portfolio kan worden toegepast. Vergelijk dit met een nieuw medicijn: wij concluderen dan ook niet dat de behandeling nuttig is omdat de patiënten het medicijn slikken.