Het klinische onderzoek naar adjuvante systemische chemotherapie bij borstkanker in Nederland gaat uit van een groter aantal patiënten dan beschikbaar is

Onderzoek
G.H. Blijham
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1995;139:1599-602
Abstract

Samenvatting

Doel

Nagaan of het aantal beschikbare patiënten met borstkanker in Nederland voldoende is voor het lopende klinisch-oncologische onderzoek naar adjuvante systemische chemotherapie.

Opzet

Descriptief inventariserend. Plaats. Nederland. Methode. Door navraag bij de voorzitters van de werkgroep Mammacarcinoom van de verschillende Integrale Kankercentra en bij de Commissie Klinisch Vergelijkend Onderzoek van het Koningin Wilhelmina Fonds werden gegevens verkregen van 7 lopende onderzoeken en van 1 voorgenomen onderzoek.

Resultaten

Voor de onderzoeken zijn in totaal 3612 patiënten nodig (903 per jaar bij een onderzoeksduur van 4 jaar). Het totale aantal voor onderzoek relevante patiënten met borstkanker bedraagt per jaar 4993. Wanneer rekening wordt gehouden met gewenste subgroepen naar leeftijd en oksellymfklierstatus en met mogelijke terughoudendheid bij patiënten en artsen wat betreft het verlenen van medewerking aan onderzoek, wekt het geen verwondering dat een aantal onderzoeken vertraging oploopt.

Conclusie

Het aantal beschikbare patiënten met borstkanker in Nederland is een beperkende factor bij de voortgang van klinisch-oncologisch onderzoek.

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis, afd. Interne Geneeskunde, Postbus 85.500, 3508 GA Utrecht.

Prof.dr.G.H.Blijham, internist.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

H.M.
Gaasbeek Janzen

Utrecht, augustus 1995,

De conclusie die Blijham in zijn interessante artikel trekt (‘Het aantal beschikbare patiënten met borstkanker in Nederland is een beperkende factor bij de voortgang van klinisch-oncologisch onderzoek op dit terrein’) kunnen wij geheel onderschrijven (1995;1599-602). Het voorbeeld dat hij geeft van het zeer voorspoedig lopende ontwikkelingsgeneeskunde-onderzoek bij patiënten met ≥ 4 tumor-positieve klieren geeft echter aan dat dit niet de sterkste beperkende factor is. Alhoewel dit onderzoek, met intensieve chemotherapie en hematopoëtische-stamcelondersteuning, zeker belastend is, blijkt het toch mogelijk 50% van de beschikbare patiënten erin op te nemen. De door Blijham genoemde aansprekende vraagstelling en goede samenwerking zijn van minstens evenveel belang als het aantal beschikbare patiënten.

Uit een onlangs door het datamanagement van het Integraal Kankercentrum Midden-Nederland uitgevoerd intern onderzoek bleek, op basis van gegevens uit de regionale kankerregistratie en de regionale trial-registratie, dat voor twee onderzoeken die aan de Commissie Klinisch Vergelijkend Onderzoek van het Koningin Wilhelmina Fonds ter beoordeling voorgelegd waren, naar adjuvante therapie bij patiënten in de postmenopauze met borstkanker, 15% van het aantal in de regio Midden-Nederland beschikbare patiënten was aangemeld. Vanuit de ziekenhuizen die patiënten aanmeldden voor deze onderzoeken was echter 37% van het beschikbare aantal opgenomen. In een European Organization for Research and Treatment of Cancer-onderzoek naar adjuvante hormonale therapie na chemotherapie bij borstkanker bleek vanuit daadwerkelijk deelnemende ziekenhuizen in de regio zelfs 70% van het beschikbare aantal patiënten opgenomen. Interesse voor de vraagstelling van een onderzoek heeft klaarblijkelijk een belangrijke invloed op de voortgang van zo'n onderzoek.

Onzes inziens zou het goed zijn landelijke afspraken te maken voor alle klinisch-vergelijkende oncologische onderzoeken (via bijvoorbeeld landelijke werkgroepen), zodat afgesproken wordt welke onderzoeken, ook in het licht van het aantal beschikbare patiënten, zullen worden gestart en welke niet. Het aantal feitelijk aanwezige kankerpatiënten is met behulp van de (regionale) kankerregistratie in vele gevallen eenvoudig te achterhalen, zeker voor eerstelijns- en adjuvante behandelingen. Hoewel door genoemde werkwijze een geringere diversiteit aan onderzoeken ontstaat, zal een dergelijk systeem sneller resultaat opleveren. De grens van de theoretisch beschikbare aantallen patiënten is nog niet geheel bereikt. De verwachting dat 25-50% van alle in aanmerking komende patiënten aan een onderzoek zal deelnemen, is reëel.

H.M. Gaasbeek Janzen
M. Eliel