Samenvatting
Het influenzaseizoen 1997/'98 werd in Nederland gedomineerd door influenza-A/H3N2-activiteit, die geen epidemische vormen aannam. Ook was er niet echt sprake van een piek in de activiteit, maar van een periode met verhoogde activiteit van ongeveer 8 weken, met een maximum in week 13, toen door de peilstationhuisartsen van het Nederlands Instituut voor Onderzoek van de Gezondheidszorg (NIVEL) per 10.000 mensen 16,6 patiënten met een influenza-achtig ziektebeeld werden geregistreerd. Pas in week 18 was de influenza-activiteit terug op het basisniveau. De bij patiënten geïsoleerde virusstammen betroffen bijna uitsluitend A/H3N2-virussen, waarvan het merendeel verwant was aan een nieuwe variant: influenza-A/Sydney/5/97 (H3N2). Nadere analyse van deze virusstammen leidde tot de conclusie dat, ondanks enige kruisreactiviteit met de vaccinstam (A/Nanchang/933/95), niet verwacht kan worden dat het vaccin optimale bescherming tegen deze virussen heeft geboden. Antigene karakterisering van de sporadisch geïsoleerde influenza-A/H1N1- en influenza-B-virussen wees uit dat deze wel goed overeenkwamen met de virusstammen in het vaccin.
Logisch gevolg van het voorgaande is dat de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) heeft aanbevolen de H3N2-component van het influenzavaccin voor het seizoen 1998/’99 te vervangen door een op influenza-A/Sydney/5/97 (H3N2) lijkende stam. Op basis van epidemiologische gegevens uit andere landen is tevens besloten om de influenza-A/H1N1-component te wijzigen in een op de stam influenza-A/Beijing/262/95 (H1N1) lijkend virus.
Reacties