Het influenzaseizoen 2002/'03 in Nederland en de vaccinsamenstelling voor het seizoen 2003/'04

- As in the 2000/2001 and 2001/2002 seasons, the influenza epidemic in the 2002/2003 season started late (week 7 of 2003) and was only moderate in size. Influenza A(H3N2) and B viruses were detected in equal numbers among patients of general practitioners and these two viruses were therefore equally responsible for the epidemic. However, H3N2 viruses dominated isolates taken from hospitals. In haemagglutination-inhibition (HI) assays most of the H3N2 viruses proved highly reactive with antiserum to the vaccine-reference strain A/Moscow/10/99. This was also true for a number of isolates, including those obtained from nursing home residents, closely related to the reference strain A/Finland/170/03. However, an estimated 4 of the H3N2 isolates belonged to the variant A/Fujian/411/02 from China, which constituted the majority of the H3N2 viruses isolated in Europe in the later phase of the season. This variant reacted poorly with antiserum to A/Moscow/10/99. In HI tests all influenza A(H1N1)-virus isolates and all B-virus isolates were closelyrelated to the corresponding vaccine-reference strains. Taking this data into consideration, the World Health Organization has advised the same vaccine composition for the 2003/2004season as for the 2002/2003 season, namely: A/Moscow/10/99 (H3N2), A/New Caledonia/20/99 (H1N1) and B/Hong Kong/330/01. There is the possibility of a mismatch occurring between the H3N2-vaccine strain and the circulating H3N2 viruses in the coming influenza season.

In March and April 2003 there was an outbreak of influenza-A (H7N7) fowl plague in the Netherlands. A special monitoring survey revealed that 91 people who had handled infected poultry became infected with the H7N7 virus. One of these later died as a result of this. None of the avian and human H7N7-virus isolates examined contained human or porcine influenza-A virus genes.

Samenvatting

Evenals in de seizoenen 2000/’01 en 2001/'02 begon de influenza-epidemie van 2002/’03 laat (week 7 van 2003) en deze bereikte slechts een geringe omvang. Gezien de verdeling van de isolaten verkregen bij patiënten van peilstationhuisartsen waren influenza-A(H3N2)- en B-virussen in gelijke mate verantwoordelijk voor de epidemie. Onder de isolaten afkomstig uit ziekenhuizen overheersten echter de H3N2-virussen. In de hemagglutinatieremmingstest (HAR) bleken de meeste H3N2-virussen goed te reageren met antiserum tegen de vaccinreferentiestam A/Moscow/10/99. Dit geldt ook voor een aantal isolaten, waaronder die verkregen uit verpleeghuizen, dat nauw verwant was aan de referentiestam A/Finland/170/03. Het vaccin zal dit seizoen een goede bescherming hebben geboden. Echter, naar schatting 4 van de isolaten geleek sterk op de referentiestam A/Fujian/411/02 uit China, die slecht reageert met genoemd antiserum. In de latere fase van het influenzaseizoen behoorden in Europa zelfs de meeste H3N2-virussen tot laatstgenoemde variant. De influenza-A(H1N1)-en de B-virusisolaten bleken alle nauw verwant aan de respectievelijke vaccinstammen.

Omdat een vaccinstam, verwant aan het Fujian-virus niet op tijd kon worden ontwikkeld, heeft de Wereldgezondheidsorganisatie voor het influenzaseizoen 2003/'04 dezelfde vaccinsamenstelling aanbevolen als voor 2002/’03, namelijk A/Moscow/10/99 (H3N2), A/New Caledonia/20/99 (H1N1) en B/Hong-Kong/330/01. Mogelijkerwijs zal er in het komende influenzaseizoen een discrepantie (‘mismatch’) optreden tussen de H3N2-component van het vaccin en de circulerende H3N2-virusstammen.

In maart en april 2003 heerste er onder pluimvee in Nederland een influenza-A(H7N7)-vogelpestepidemie. Een speciale surveillance onder individuen die in aanraking waren geweest met besmette kippen bracht bij 91 van deze personen een infectie met het H7N7-virus aan het licht. Eén van hen, een dierenarts, overleed aan de gevolgen. Geen der aviaire en humane H7N7-virusisolaten bevatte humane of porcine influenza-A-virusgenen.