Een voorbijgaande motorische ontwikkelingsachterstand, spier- en gewrichtsklachten en (recidiverende) dislocaties mogen op het eerste gezicht weinig overeenkomst vertonen, maar de basis daarvan kan het bij de differentiële diagnostiek zelden overwogen idiopathische hypermobiliteits(IHM-)syndroom zijn. Dit syndroom werd in 1967 door Kirk et al. voor het eerst omschreven als algemene gewrichtshypermobiliteit bij patiënten met spier- en gewrichtsklachten zonder verschijnselen van een hereditair bindweefselsyndroom.1 Tot op heden staat niet vast of het een ‘forme fruste’ is van een pathologisch syndroom, of een uiterste variant van de normale toestand.
Wanneer spreken we van hypermobiliteit van gewrichten?
Er bestaan vele mogelijkheden om het bewegingstraject van gewrichten te bepalen en om eventuele gewrichtshypermobiliteit vast te stellen. Enerzijds zijn er snelle en eenvoudige klinische schattingen, die in de dagelijkse praktijk hun nut bewijzen, anderzijds zijn er de exacte meetmethoden met behulp van goniometers en röntgenonderzoek. Over het algemeen komen de uitkomsten van verschillende meetmethoden goed met…
Reacties