Het beloop van het benigne ulcus ventriculi; resultaten van een follow-up-onderzoek

Onderzoek
J.A.G. Drapers
K.M.A.J. Tytgat
E.A.J. Rauws
G.N.J. Tytgat
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1990;134:643-7
Abstract

Samenvatting

Het beloop bij 112 patiënten bij wie tussen 1978 en 1984 endoscopisch een benigne ulcus ventriculi was gevonden, is onderzocht. Negen patiënten bleken inmiddels geopereerd, vooral in het begin van de onderzoeksperiode. Van de 65 patiënten die uiteindelijk voor het onderzoek in aanmerking kwamen, konden 38 opnieuw endoscopisch worden onderzocht, van wie er 35 volledig konden worden geëvalueerd. Bij 21 (60) van hen bleken klachten te bestaan en eveneens 21 bleken intermitterend dan wel continu geneesmiddelen wegens maagklachten te gebruiken. Bij 15 patiënten werden afwijkingen bij endoscopie gevonden; bij 4 betrof het erosies, bij 11 ulcera ventriculi. Bij alle daarop onderzochte patiënten bleek het maagslijmvlies geïnfecteerd met Campylobacter pylori.

Het ulcus ventriculi is een chronisch recidiverende aandoening. Door de auteurs werd geen groot percentage asymptomatische recidieven gevonden. Veel van de patiënten gebruiken geneesmiddelen. Het klachtenpatroon bij afwijkingen is vaak weinig typisch.

Auteursinformatie

Academisch Medisch Centrum, afd. Maag-, Darm- en Leverziekten, Meibergdreef 9, 1105 AZ Amsterdam.

J.A.G.Drapers, gastro-enteroloog (thans: Streekziekenhuis Walcheren, locatie Gasthuis, Middelburg); K.M.A.J.Tytgat, medisch student; E.A.J.Rauws, internist; prof.dr.G.N.J.Tytgat, gastro-enteroloog.

Contact prof.dr.G.N.J.Tytgat

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Rotterdam, april 1990,

Met belangstelling las ik het artikel van Drapers et al. (1990;643-7). Deze uitvoerige follow-up van een vrij recente groep patiënten kan ons helpen het tot dusver gevoerde beleid nader te overwegen, in het bijzonder wat betreft medicijngebruik. Het bleek dat 20 van de 35 patiënten, die uiteindelijk gecontroleerd konden worden, medicijnen gebruikten; van deze 20 namen 9 regelmatig en 2 nu en dan een H2-receptorantagonist, 7 namen antacida in en 2 een cytoprotectivum.

De uitkomsten van het onderzoek van de zuursecretie werden door de schrijvers niet vermeld. Gewoonlijk vinden we bij het ulcus ventriculi normale of subnormale zuurwaarden. Onderhoudsbehandeling met H2-receptorantagonisten of met antacida is derhalve weinig rationeel. Bovendien bestaat er nog onvoldoende duidelijkheid over mogelijke schadelijke gevolgen van het langdurig geheel of vrijwel geheel onderdrukken van de zuursecretie door H2-receptorantagonisten. Deze dienen dus, evenmin als antacida, niet de behandeling van eerste keuze te zijn. Indien medicatie nodig is, kan men het beste beginnen met een cytoprotectivum. Aangezien het therapeutisch effect van deze stoffen onderling weinig verschilt, is hier prijsvergelijking gewenst. De behandeling per dag kost: van bismutsubcitraat ƒ 3,21, van sucralfaat ƒ 3,19 en van bismutsubnitraat ƒ 0,20.

In de zeventiger jaren zag men in Frankrijk vele gevallen van bismut-encefalopathie. Uit het uitvoerig onderzoek, verricht op instigatie van Institut National de Santé et Recherche Médicale, is echter gebleken dat dit alleen voorkwam, indien de in Frankrijk vaak gebruikte hoge doseringen (vaak 20 tot 40 gram per dag) werden ingenomen. Welk bismutzout werd gebruikt, maakte geen verschil; ook na bismutsubcitraat werd het gezien.

Tegen het voorschrijven van een normale dosering bestaat, wat dit aangaat, geen bezwaar. Met het oog op het grote prijsverschil dient hieraan dus de voorkeur te worden gegeven.

A.W. Herweijer