Gewrichtsklachten na tekebeet; Lyme-artritis in Nederland

Onderzoek
F.H.J. van den Hoogen
A.M.Th. Boerbooms
J.J. Rasker
L.B.A. van de Putte
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1988;132:1300-3
Abstract

Samenvatting

Bij drie patiënten werd Lyme-artritis vastgesteld. Eén patiënt had een klassieke anamnese van intermitterende artritis na een erythemateuze huidafwijking op de plaats van een tekebeet. In het serum van de drie patiënten werden verhoogde titers van antistoffen aangetoond tegen Borrelia burgdorferi, de spirocheet die Lyme disease veroorzaakt. Bij één patiënt kon synovia verkregen worden en daarin waren eveneens verhoogde antistoftiters aantoonbaar. Behandeling geschiedde bij één patiënt met benzylpenicilline (Penicilline G), tweemaal daags 107 E intraveneus gedurende 10 dagen, de andere twee patiënten werden behandeld met tetracycline vier maal daags 500 mg gedurende 30 dagen. Bij alle drie patiënten verdwenen de gewrichtsklachten. Verspringende artritis of chronische mono-of oligo-artritis is een indicatie voor het bepalen van antistoffen tegen Borrelia burgdorferi.

Auteursinformatie

Sint Radboudziekenhuis, afd. Reumatologie, Geert Grooteplein Zuid 8, 6525 GA Nijmegen.

F.H.J.van den Hoogen, internist; mw.dr.A.M.Th.Boerbooms en prof.dr.L.B.A.van de Putte, reumatologen.

Stichting Samenwerkende ZiekenhuizenZiekenhuis Ziekenzorg, afd.

Reumatologie, Enschede.

Dr.J.J.Rasker, reumatoloog.

Contact F.H.J.van den Hoogen

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Tiel, juli 1988,

Met meer dan gewone belangstelling hebben wij het artikel van Van den Hoogen et al. gelezen, omdat wij kort geleden een man van 36 jaar met Lyme-artritis hebben behandeld (1988;1300-3). Het verschil met de door hen en in de literatuur beschreven patiënten is dat bij onze patiënt geen klassiek erythema chronicum migrans-beeld bestond, maar een op erythema nodosum gelijkend beeld aan het onderbeen (meest waarschijnlijk de plaats van de tekebeet). Enkele dagen later verscheen er een erythema exsudativum multiforme in nek en schoudergordel. De patiënt was waarschijnlijk 2 weken voor opname door een teek gebeten.

Bij opname zagen wij een zeer zieke man met een oligo-articulaire artritis van de enkels, de linkerknie, de polsen en de kleine-vingergewrichten en koortspieken (39-40°C). Het serum (onderzocht in het Streeklaboratorium voor de Volksgezondheid te Leeuwarden) bevatte antistoffen tegen Borrelia burgdorferi, IgM 1:256, IgG < 1:16 (de antistreptolysinetiter (AST) was niet verhoogd). Ook opvallend was dat patiënt niet op het tevoren toegediende breed-spectrumantibioticum (amoxicilline) reageerde. Pas nadat hij werd behandeld met benzylpenicilline 4 dd 2 miljoen E i.v., gaf dit binnen 36 uur een zeer duidelijke klinische verbetering. Na 10 dagen waren er geen verschijnselen van artritis meer en de toediening van het antibioticum werd gestaakt. De huid toonde nog lichte restverschijnselen.

In tegenstelling tot de genoemde ziektegeschiedenis bestond er bij onze patiënt een klinisch beeld dat meer past bij een kort tevoren opgelopen infectie, waarbij eerdere subklinische infecties niet zijn uitgesloten, omdat patiënt veel in de bossen werkzaam is.

K-J. Korff
E.J. de Kreek