HbA1c is een veel stabielere glykemische marker dan losse glucoseconcentraties, kan op elk moment van de dag worden bepaald en correleert ten minste net zo goed met complicaties als glucosespiegels. Waarom gebruiken we dan nog de glucoseconcentratie om de diagnose ‘diabetes mellitus type 2’ te stellen?
HbA1c als diagnosticum voor diabetes type 2
De diagnose ‘diabetes mellitus type 2’ is een afspraak. Naarmate mensen meer obees en minder actief worden, neemt hun insulinegevoeligheid gemiddeld genomen af. Afhankelijk van de mate waarin het pancreas dat compenseert met extra insulinesecretie treedt er een stijging op van het glucosegehalte. Die stijging voltrekt zich, zowel bij nuchtere personen als postprandiaal, langs een continuüm van waarden en het is aan ons om te bepalen wanneer we de glucoseconcentratie als normaal of afwijkend (‘diabetes’) kwalificeren, en ook of we er nog een voorstadium (‘pre-diabetes’) bij wensen te definiëren.
Hoe bepaal je wat afwijkend is?
Voor het vaststellen van de waarde die we ‘afwijkend’ noemen hebben we grofweg de keuze tussen 2 strategieën: we kiezen een grens op basis van statistische deviatie (bijvoorbeeld de 95e percentiel van leeftijdsspecifieke nuchtere glucosewaarden), dan wel op basis van de relatie tussen de glucosewaarde en het…
Bepaal nuchtere insuline/glucose ratio
Kijkend naar de ziektegeschiedenis van patiënten met diabetes mellitus type 2 (DM type 2) blijken deze tien jaar voor de definitieve diagnose al aanwijzingen te hebben van een gestoorde glucosetolerantie.[1] Dat is verklaarbaar vanwege de insulineresistentie en extra insulineproductie door de pancreas. Als insulineproductie tekortschiet gaat de bloedsuiker langdurig omhoog en wordt de diagnose DM type 2 gesteld. Het stellen van de diagnose op basis van bloedsuiker, al dan niet na provocatie, of HbA1c is van ondergeschikt belang uitgaande van deze glijdende schaal in het pathofysiologisch mechanisme.
Het zou de voorkeur hebben uit te gaan van glucose en insulinespiegels. In experimentele situaties wordt daarvoor de clamp-methode gebruikt waarbij gemeten wordt hoeveel insuline nodig is om een bloedsuikerspiegel te handhaven. Veel praktischer en ook goed gecorreleerd met de uitkomsten van de clamp-methode is het bepalen van een nuchtere insuline/glucose ratio. [2] Dan kan men de glijdende schaal naar DM type 2 aanschouwelijk maken en proberen de verstoorde bloedsuikerregulatie eerder aan te pakken. Daarvoor zijn vooral leefstijlveranderingen nodig. Medicamenteus speelt metformine mogelijk een rol.
1. Rutten GEHM, Boomsma LJ. Detection of type 2 diabetes mellitus in general practice: do the patients' dossiers provide clues? Practical Diabetes Int 2000;17:152-4.
2. Caro JF. Insulin resistance in obese and non-obese man. J Clin Endocrin Met 1991;73:691-6.
L.J. Boomsma, voormalig huisarts, arts BIG