HbA1c is een veel stabielere glykemische marker dan losse glucoseconcentraties, kan op elk moment van de dag worden bepaald en correleert ten minste net zo goed met complicaties als glucosespiegels. Waarom gebruiken we dan nog de glucoseconcentratie om de diagnose ‘diabetes mellitus type 2’ te stellen?
HbA1c als diagnosticum voor diabetes type 2
De diagnose ‘diabetes mellitus type 2’ is een afspraak. Naarmate mensen meer obees en minder actief worden, neemt hun insulinegevoeligheid gemiddeld genomen af. Afhankelijk van de mate waarin het pancreas dat compenseert met extra insulinesecretie treedt er een stijging op van het glucosegehalte. Die stijging voltrekt zich, zowel bij nuchtere personen als postprandiaal, langs een continuüm van waarden en het is aan ons om te bepalen wanneer we de glucoseconcentratie als normaal of afwijkend (‘diabetes’) kwalificeren, en ook of we er nog een voorstadium (‘pre-diabetes’) bij wensen te definiëren.
Hoe bepaal je wat afwijkend is?
Voor het vaststellen van de waarde die we ‘afwijkend’ noemen hebben we grofweg de keuze tussen 2 strategieën: we kiezen een grens op basis van statistische deviatie (bijvoorbeeld de 95e percentiel van leeftijdsspecifieke nuchtere glucosewaarden), dan wel op basis van de relatie tussen de glucosewaarde en het…
Reacties