Dertig jaar geleden nog werd bij het behalen van het artsexamen de jonge arts het bekende ‘blauwe boekje’ met gedragsregels overhandigd.1 Het bevatte een schat van raadgevingen en adviezen voor de inrichting van de praktijk en voor de omgang met patiënten. Een specifieke ethiek werd niet opgedrongen. Wel werd een zekere uniformering nagestreefd van het handelen die recht deed aan de levensbeschouwing van medicus en patiënt. Tien jaar later was het blauwe boek antiquarisch. Snelle veranderingen in sociale omgangsvormen en verschuivingen binnen de gezondheidszorg maakten het in de ogen van velen inadequaat of zelfs betuttelend. Nieuwe problemen waren opgekomen en een andere benadering van ethiek was gewenst.2 Toch duurde het nog even voordat niet-medici zich intensief bezighielden met problemen als abortus, prenatale diagnostiek, euthanasie en dergelijke.
In het in 1988 verschenen ‘Handboek gezondheidsethiek’, dat niet langer de officiële stem is van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der…
Reacties