Erfelijke ziekten zijn familieziekten

Klinische praktijk
L. Kooij
TJ. Tijmstra
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1996;140:473-5

Zie ook het artikel op bl. 487.

Dames en Heren,

De kennis over erfelijke aandoeningen groeit snel. Voor steeds meer genetische aandoeningen wordt het exacte gendefect gevonden. Hiermee nemen ook de mogelijkheden voor DNA-diagnostiek gericht op dragerschap van recessief erfelijke aandoeningen toe. Ieder mens is waarschijnlijk wel drager voor één of meer ernstige recessief overdraagbare aandoeningen. Een drager van een dergelijk gendefect ondervindt hiervan (meestal) geen negatieve gevolgen voor de eigen gezondheid. Het gendefect kan echter onder bepaalde omstandigheden wel tot ziekte leiden bij het nageslacht.

Dragerschapsscreening beperkt zich op dit moment nog veelal tot erfelijkheidsdiagnostiek binnen families. Bij een aanbod van dit soort retrospectieve screening wordt echter slechts een klein percentage van de dragers geïdentificeerd. Dankzij de voortschrijdende techniek nemen de mogelijkheden voor dragerschapstests op bevolkingsniveau toe. Relatief eenvoudige en goedkope genetische tests komen beschikbaar. Een grootschalig aanbod van screening op gendragerschap biedt paren de mogelijkheid vóór de geboorte…

Auteursinformatie

Rijksuniversiteit, vakgroep GezondheidswetenschappenNoordelijk Centrum voor Gezondheidsvraagstukken, Ant. Deusinglaan 1, 9713 AV Groningen.

Mw.drs.L.Kooij en dr.Tj.Tijmstra, medisch sociologen.

Contact dr.Tj.Tijmstra

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Amsterdam, maart 1996,

Kooij en Tijmstra menen te weten dat in het kader van wetenschappelijk onderzoek ook in ons land onderzoek op dragerschap van cystische fibrose (CF) wordt aangeboden (1996;473-5). In het onderzoek, waaraan hun patiënt had deelgenomen, was er echter geen aanbod, noch naar de vorm, noch naar de intentie.1 Alleen degene die dat uitdrukkelijk wenste, werd geïnformeerd over het feit dat bij het onderzoek dragerschap kon worden gevonden. Wie deze informatie wilde verkrijgen, moest een extra handeling verrichten, namelijk het openen van een in eerste instantie afgesloten deel van het toestemmingsformulier. Wie daardoor wist dat bij het onderzoek dragerschap ontdekt kon worden, kon kiezen uit 3 mogelijkheden: niet meedoen, meedoen zonder de uitslag te vernemen of meedoen en de uitslag vernemen. Met begeleidende schriftelijke informatie werd onder andere duidelijk gemaakt wat het doel van het onderzoek was (vergelijking van methoden en vaststelling van frequenties) en welke voor- en nadelen er kleefden aan het al of niet op de hoogte gesteld worden van de uitslag. Hierbij werd expliciet vermeld dat dragers voor de beslissing komen te staan hun partner en familieleden al of niet te informeren. Dragers die de uitslag van de test wilden vernemen, ontvingen opnieuw schriftelijke informatie over CF en erfelijkheid. In deze informatie werd ook de kans op dragerschap bij kinderen genoemd. Bovendien werd de suggestie gedaan telefonisch contact met de onderzoekers op te nemen. Ook werd de mogelijkheid van een gesprek met een klinisch geneticus geboden. Bij eventueel telefonisch contact werden systematisch de consequenties voor kinderen en familieleden besproken.

Door de onvolledige berichtgeving in het artikel van Kooij en Tijmstra ontstaat ten onrechte het beeld van een vrouw die het slachtoffer is geworden van onverantwoordelijke onderzoekers. De stelling van auteurs dat zelden wordt stilgestaan bij de gevolgen van een positieve uitslag voor familieleden en partners, kan niet met de beschreven casus worden onderbouwd. Wat de casus wel aantoont, is dat er steeds weer mensen te vinden zijn die oppervlakkig lezen. Rechtvaardigt dat een klinische les?

Het lijdt weinig twijfel dat bij een eventueel aanbod van een test om dragerschap voor CF op te sporen tevoren goed over de consequenties van deelname moet worden nagedacht, niet alleen door de deelnemers, maar ook door de aanbieder. Daarom zijn door de Gezondheidsraad criteria ontwikkeld waaraan een eventueel aanbod getoetst moet worden.2 Er zijn diverse manieren om te voorkomen dat deelnemers in de door Kooij en Tijmstra geschetste problematiek terechtkomen (bijvoorbeeld: screening beperken tot paren met kinderwens; alleen als bij beide partners dragerschap is aangetoond dit vermelden). Deze mogelijkheden worden niet door hen genoemd.

L.P. ten Kate
J.M. Collée
H.G. de Vries
Literatuur
  1. Vries HG de. Application of molecular techniques in population genetic studies of cystic fibrosis in the Netherlands [proefschrift]. Groningen: Rijksuniversiteit Groningen, 1996.

  2. Laar J van de, Kate LP ten. Preconceptionele screening op dragerschap voor cystische fibrose; toetsing aan de Gezondheidsraad-criteria voor genetische screening. [LITREF JAARGANG="1996" PAGINA="487-91"]Ned Tijdschr Geneeskd 1996;140:487-91.[/LITREF]