Samenvatting
Jarenlange substantiële ontwikkelingshulp heeft niet kunnen voorkomen dat veel Afrikaanse landen gevangen zitten in een vicieuze cirkel rond de gezondheidszorg: de vraag naar zorg is groot, maar de lage kwaliteitszorg van een overbelaste publieke sector sluit hier niet op aan. Zodoende betaalt het gros der Afrikanen de gezondheidszorg contant, wat de duurste en minst solidaire optie is. Beschreven wordt een innovatieve benadering, waarbij aanbod en vraag in de gezondheidszorg in Afrika beter op elkaar afgestemd kunnen worden, de gezondheidszorg als een waardeketen wordt gezien en de ziektekostenverzekering als overkoepelend mechanisme optreedt. De vraagkant wordt gestimuleerd door middel van premiesubsidies voor patiënten die toegang tot zorg zoeken via particuliere collectieve Afrikaanse ziektekostenverzekeringen. Het zorgaanbod wordt verbeterd door investeringen in medische kennis, administratieve systemen en zorginfrastructuur. Dit initiatief komt van het Health Insurance Fund, een unieke samenwerking van publieke en private sector. Dit fonds ontving in 2006 € 100 miljoen van het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken om verzekeringsprogramma’s uit te voeren in Afrika. Stichting PharmAccess is de uitvoerende partner van het fonds en presenteert hier de eerste ervaringen in Afrika.
Ned Tijdschr Geneeskd. 2007;151:2680-4
(Geen onderwerp)
Nijmegen, januari 2008,
Er is veel potentieel voor ziektekostenverzekeringen in Afrikaanse landen, en het Health Insurance Fund (HIF), waarover collega Schellekens et al. schrijven, wil de invoering daarvan via de particuliere sector stimuleren (2007:2680-4). Het is echter de vraag of het HIF in plaats van een markt te ontwikkelen niet juist de ontwikkeling van duurzame ziektekostenverzekeringen doorkruist.
Het HIF geeft stevige premiesubsidies (tot 95%) aan bepaalde doelgroepen om zich te verzekeren. Boeren in de staat Kwara, Nigeria, ontvangen een subsidie van maar liefst 25,65 Amerikaanse dollar op een totale premie van 27 Amerikaanse dollar voor het zorgpakket. Het HIF bouwt de subsidies binnen 6 jaar af. Men gaat ervanuit dat de boeren daarna zelf de premie – meer dan 20% van hun jaarinkomen – zullen opbrengen, wat zeer twijfelachtig is. Een vergelijkbaar programma als Karuna Trust in Karnataka, India, rechtvaardigt deze twijfel: na afbouw van de subsidies (verstrekt door het United Nations Development Programme; UNDP) bleven er van de oorspronkelijke 82.000 leden nog 25.000 over. Het HIF oppert de mogelijkheid voor verdere budgettaire steun door de Nigeriaanse overheid, maar die besteedt jaarlijks slechts 7 Amerikaanse dollar per hoofd van de bevolking aan gezondheidszorg (www.who.int/whosis/en/index.html).1
Wij pleiten voor een nauwkeurige ‘monitoring’ van het HIF-programma. Naast het bijhouden van cijfers over het aantal deelnemers en de mate waarin zij bereid en in staat zijn premies zelf te betalen, is het van belang te bepalen wat de invloed van het programma is op de publieke sector in de gezondheidszorg, en wat de netto-effecten zijn op de toegang en de kwaliteit van zorg voor de allerarmsten.
A guide to statistical information at WHO. World Health Statistics 2007. Genève: WHO; 2007.
(Geen onderwerp)
Amsterdam, februari 2008,
Wie met ons nauwkeurige monitoring noodzakelijk vindt, moet dit principe vanzelfsprekend ook toepassen op de ‘main stream’-ontwikkelingshulp voor gezondheidszorg die met name via de publieke sector verloopt. Uit die cijfers blijkt dat momenteel in Afrika bijna 60% van alle zorguitgaven door de patiënten zelf wordt gefinancierd, de publieke sector uiterst inefficiënt is, de publieke zorg met name ten goede komt aan de rijken, deze zorg na decennia ontwikkelingshulp verre van duurzaam is gebleken en er geen actuariële data zijn (www.who.int/whosis/en/index.html).1-4 Op basis van deze monitoringsresultaten hadden al veel eerder ingrijpende beleidswijzigingen moeten plaatsvinden.
De reactie van collega Baltussen et al. is kenmerkend voor de wijze waarop het debat rondom ontwikkelingssamenwerking en gezondheidszorg veelal wordt gevoerd. Degenen die de gezondheidszorg anders willen organiseren, juist om toegankelijke en betaalbare zorg te creëren, stuiten op weerstand. De kernvraag, namelijk wat te doen als de publieke sector, de aanbodkant, faalt in de levering van gezondheidszorg aan lage-inkomensgroepen, wordt door Baltussen et al. echter niet beantwoord.
Het HIF gaat wel op die vraag in. Door gezondheidszorg anders te organiseren, via de vraagkant, kunnen de capaciteit en de duurzaamheid van de zorg aan lage-inkomensgroepen structureel worden verbeterd. Daarbij zal het HIF bestaande publieke en private programma’s juist aanvullen en stimuleren in plaats van doorkruisen. Wij pretenderen geenszins dat de zorgverlening in Afrika op korte termijn duurzaam zal worden, noch dat ons antwoord het enige antwoord is. Wij stellen wel dat een andere organisatie van de zorg meer dan ooit nodig is.
Nederland loopt in de donorgemeenschap moedig voorop in het ondersteunen van innovatieve initiatieven in de gezondheidszorg in Afrika. Minister Koenders heeft recent weer het belang van en zijn steun aan het HIF onderstreept. Hij pleit voor ‘ontwikkelingssamenwerking uit het schuttersputje, zoals bij het opzetten van een private ziektekostenverzekering in Nigeria’.5 Wij hopen dat velen deze oproep van Koenders zullen ondersteunen en in praktijk zullen brengen.
A guide to statistical information at WHO. World Health Statistics 2007. Genève: WHO; 2007.
Better health in Africa. Experience and lessons learned. Washington: World Bank; 1994.
Preker AS, Langenbrunner JC, editors. Spending wisely: buying health services for the poor. Washington: World Bank; 2005.
Castro-Leal F, Dayton J, Demery L, Mehra K. Public spending on health care in Africa: do the poor benefit? Bull World Health Organ. 2000;78:66-74.
Koenders B. Als het kon schafte ik ontwikkelingshulp af. NRC Handelsblad november 2 2007.