Dames en Heren,
Preauriculaire zwellingen worden meestal veroorzaakt door aandoeningen van de glandula parotidea. Een acute ontsteking van deze speekselklier (parotitis epidemica, parotitis na operaties et cetera) gaat gepaard met pijn en zwelling in het preauriculaire gebied. Vaak is hierbij het oorlelletje opgelicht. Ook bij chronische ontstekingen van de parotis kan hier een zwelling ontstaan, die vaster van consistentie is. Deze ontstekingen kunnen worden veroorzaakt door obstructie (door sialolieten of uitwendige compressie) of vormen een onderdeel van een aantal auto-immuunziekten. De klachten zijn vaak recidiverend en houden verband met de maaltijd.
Tumoren van de parotis komen met een frequentie van 2 per 100.000 zelden voor en worden daardoor lang niet altijd als zodanig herkend. Van deze tumoren is 75 goedaardig. Hiertoe behoren de benigne mengtumor (pleiomorf adenoom) en de tumor van Warthin (cystadenoma papilliferum lymphomatosum). Zij groeien langzaam en pijnloos, waardoor diagnostiek en behandeling vaak worden uitgesteld (dit geldt trouwens…
(Geen onderwerp)
Wassenaar, april 1995,
Gaarne wil ik een kleine aanvulling geven bij de boeiende klinische les van Merkx en Bruaset (1995;481-4). Ik werd getroffen door de bevindingen bij het 2-jarige patiëntje B, die 2 maanden voor het ontstaan van een preauriculaire klierzwelling ziek was geweest met een periode van flink hoesten. Toen deze zwelling na 2 maanden niet verdween, werden via een kleine ingreep onder algehele narcose twee kliertjes ter plaatste verwijderd. De uitslag van het pathologisch onderzoek luidde: ‘lymfklieren met granulomateuze ontsteking en een verkazende necrose’. Het ziektebeeld deed erg denken aan tuberculose. In de Ziehl-Neelsen-kleuring werd een zuurvaste staaf aangetroffen en bacteriologisch onderzoek toonde de aanwezigheid van Mycobacterium avium aan.
Het is wellicht interessant hier in herinnering te brengen dat een preauriculaire klierzwelling zelden of nooit voorkomt bij een ‘banale’ middenoorontsteking, maar dat het verschijnen van zo een klierzwelling tijdens een middenoorontsteking pathognomonisch is voor de tuberculeuze aard van deze oorontsteking. De pathologie-uitslag van zo een klier luidt dan conform het verslag van de beschreven kliertjes van patiëntje B.
De klier kan ook verweken en zelfs kan dan een fistel naar buiten ontstaan.
Nu komt een tuberculeuze oorontsteking in Nederland nog maar hoogst zelden voor, maar in 1951 werden er ettelijke gezien, met preauriculaire kliertjes en soms met huidfistels.1 Toen kregen namelijk – in het kader van de tuberculose-profylaxe – baby's van 8 dagen oud per os BCG-vaccin op een lepeltje toegediend. Talrijke oortjes zijn in de eerste weken daarna via de buis van Eustachius besmet en ontstoken geraakt. Het gebruikte vaccin was kennelijk te virulent. Gelukkig bleken deze oorontstekingen in het algemeen milder te verlopen dan die veroorzaakt door de echte niet-verzwakte stammen.
Is achteraf nog na te gaan of er bij dit kind destijds is gezocht naar de mogelijke herkomst van het gekweekte M. avium en of er ooit sprake was geweest van een oorontsteking aan die kant?
Hammelburg E. Ongewenste reacties na BCG-vaccinatie; beschouwingen naar aanleiding van een aantal gevallen van primaire otitis media tuberculosa bij zuigelingen na orale toediening van BCG [proefschrift]. Utrecht: Kemink, 1953.
(Geen onderwerp)
Nijmegen, mei 1995,
Met belangstelling hebben wij de reactie van collega Hammelburg gelezen. Zowel in onze gegevens, als in die van de huisarts en de afdeling Kindergeneeskunde zijn geen aanwijzingen te vinden voor een doorgemaakte oorontsteking.