Samenvatting
Doel
Analyseren van de resultaten van laparoscopische maagbandplaatsing wegens morbide obesitas.
Opzet
Retrospectief, beschrijvend.
Methode
In de periode 1 november 1995-31 mei 2005 was in het St. Antonius Ziekenhuis te Nieuwegein bij 411 patiënten laparoscopisch een maagband geplaatst. Inclusiecriteria waren BMI ≥ 40 kg/m2 of BMI ≥ 35 kg/m2 en ernstige comorbiditeit met in het verleden ≥ 3 pogingen tot gewichtsafname. Screening, inclusie en follow-up verliepen via de multidisciplinaire obesitaspolikliniek. Gewicht en lengte, alsmede complicaties, waren prospectief geregistreerd. In 1995/’00 werd de perigastrische operatietechniek gebruikt en in 2000/’05 de pars-flaccidamethode.
Resultaten
De onderzoeksgroep bestond uit 350 (85) vrouwen en 61 (15) mannen, met een mediane leeftijd van 38 jaar (uitersten: 17-60). Van deze 411 patiënten was het mediane gewicht 133,4 kg, het mediane overgewicht 69,6 kg en de mediane BMI 46,3 kg/m2. Van 267 patiënten waren gegevens bekend ≥ 2 jaar na de operatie. Er hadden 2 jaar na de operatie 206 patiënten (77) een overgewichtsverlies ≥ 30 en 7 patiënten (3) een gewichtstoename. Het mediane BMI-verschil bedroeg toen –10,2 kg/m2 (uitersten: + 4,7-–26,4). De mediane afname van het overgewicht was 46,3 (+10,0-–97,8). Het gewichtsverlies was in de jaren erna stabiel. De frequentste complicaties waren fundusherniatie (13) en port-a-cathproblemen (7). Deze deden zich vaker voor bij de perigastrische methode dan bij de pars-flaccidatechniek.
Conclusie
Met laparoscopische maagbandplaatsing wegens morbide obesitas was bij driekwart van de patiënten die 2 jaar in follow-up waren gebleven een duurzaam gewichtsverlies bereikt. De pars-flaccidatechniek ging met minder complicaties gepaard dan de perigastrische methode.
Ned Tijdschr Geneeskd. 2007;151:1130-5
Reacties