Samenvatting
Doel
Vaststellen wat het effect is van poliklinische preoperatieve beoordeling door de anesthesioloog in plaats van door de chirurg op de aanvragen voor aanvullend preoperatief onderzoek en op de kosten.
Plaats
St. Antonius Ziekenhuis, Nieuwegein.
Opzet
Descriptief.
Methode
In de periode juni 1993-mei 1995 werden 20.000 patiënten preoperatief poliklinisch beoordeeld door de anesthesioloog, waarbij aanvullend onderzoek of consulten alleen werden aangevraagd op indicatie. Deze gegevens werden vergeleken met de standaardaanbevelingen van de Gezondheidsraad. Tevens werd een vergelijkende kostenanalyse verricht.
Resultaten
Tijdens de 2-jaarsperiode werd 19 maal extra een laboratoriumonderzoek, een ECG of een thoraxfoto verricht. In 137 gevallen (< 1,4) werd een consult door een cardioloog, een longarts of een internist verricht, wat in 67 van de gevallen leidde tot behandeling. Het achterwege laten van routinematige consulten en aanvullend laboratorium- en functieonderzoek, en de hierdoor afgenomen preoperatieve opnamen leidden tot een besparing van ongeveer ƒ 1.300.000,-.
Conclusie
Preoperatief poliklinisch anesthesiologisch onderzoek voorkomt veel overbodig onderzoek en kan tevens leiden tot een aanzienlijke kostenbesparing.
(Geen onderwerp)
Nieuwegein, september 1996,
Wij danken collega Moerman voor haar commentaar. Zoals in de beschouwing is aangegeven, is een ECG in rust door zijn lage specificiteit van onvoldoende waarde om een goede risicoschatting te kunnen maken. Inspanningstolerantie wordt als betere maatstaf gezien voor hartfalen of ischemie. Dit laatste kan uitstekend in een anamnese nagevraagd worden.
Voor wat betreft de respons op de enquête kan opgemerkt worden dat bijna 83% van de patiënten de vragenlijst spontaan terugstuurde. Bij onduidelijkheid in de beantwoording van de vragen en bij het niet terugontvangen zijn patiënten telefonisch benaderd. Op deze wijze konden van alle patiënten de gegevens achterhaald worden. Wij hebben gekeken naar ernstige complicaties die voorkomen hadden kunnen worden door een betere preoperatieve voorbereiding. Deze zijn niet opgetreden, hetgeen niet wegneemt dat een aantal patiënten klachten had over misselijkheid, braken, pijn enzovoort. Deze klachten werden wel geïnventariseerd, maar werden niet als complicatie beschouwd zoals hiervoor bedoeld. In het totale onderzoek werden circa 20.000 patiënten geïncludeerd. Zoals in het artikel is aangegeven, is het aantal consulten echter op jaarbasis (dus per 10.000 patiënten) gemeld, vandaar het getal van 137.
Nieuw beleid zal altijd afgezet moeten worden tegen beleid zoals dat momenteel voorgeschreven is. Dat een aantal anesthesiologen dit beleid al aan het verlaten is, steunt alleen maar de slotconclusie van dit onderzoek dat het advies van de Gezondheidsraad betreffende preoperatief onderzoek aan vernieuwing toe is. Wij hebben met ons onderzoek aangegeven dat dit op deze manier mogelijk is.