Samenvatting
– De richtlijnen voor diagnostiek van diabetes mellitus in Nederland zijn verwarrend en wijken af van internationale richtlijnen. Zo mogen in Nederland draagbare glucosemeters gebruikt worden voor de diagnostiek.
– Draagbare bloedglucosemeters zijn relatief onnauwkeurig. Ze meten in capillair vol bloed.
– Laboratoria in Nederland meten de bloedglucoseconcentratie met een nauwkeurigere methode, maar doen dat soms in veneus plasma en soms in capillair vol bloed. Deze bloedglucoseconcentraties zijn niet vergelijkbaar. Capillaire volbloedmetingen meten lagere glucosewaarden dan metingen in veneus plasma.
– Omdat capillaire volbloedmetingen en veneuze plasmametingen door elkaar worden gebruikt en hulpverleners in de dagelijkse praktijk vaak niet weten of de glucosewaarde een veneuze (of naar veneus omgerekende) meting of een capillaire volbloedmeting betreft, ontstaat onnodige verwarring.
– Uniformiteit binnen de Nederlandse laboratoria wat betreft de glucosebepaling is dringend gewenst, evenals aanscherping van de richtlijnen wat betreft de diagnostiek van diabetes mellitus. Deze dient uitsluitend gebaseerd te worden op in het laboratorium bepaalde veneuze plasmawaarden van glucose.
– Draagbare bloedglucosemeters zouden niet gebruikt mogen worden bij de diagnostiek van diabetes mellitus, maar wel bij de screening op diabetes en bij de glucosecontrole tijdens behandeling van diabetes.
Ned Tijdschr Geneeskd 2005;149:694-7
Reacties