Met de komst van nieuwe diagnostische testen is de roep toegenomen om bij mensen met geheugenklachten eerder en uitgebreider onderzoek te doen. Hoewel voorgestelde diagnostische criteria voor de verschillende vormen van dementie de afgelopen jaren een steeds prominentere rol geven aan uitgebreid aanvullend onderzoek,1,2 heeft deze uitgebreide diagnostiek in de praktijk lang niet altijd een bewezen meerwaarde. Bij het streven naar een zo vroeg mogelijke diagnose wordt het gebrek aan effectieve therapeutische interventies in de beginfase van dementie vaak onvoldoende in ogenschouw genomen.
Het argument dat patiënten zo vroeg mogelijk zekerheid moeten krijgen is niet altijd van toepassing, omdat we met de huidige beschikbare testen juist vaak geen zekerheid over diagnose en prognose kunnen geven. De vraag is dan ook bij wie we welk aanvullend onderzoek moeten uitvoeren, en wat daarvoor het juiste moment is. In dit tijdschrift beschrijven Scheltens en collega’s de casus van een patiënte met geheugenklachten…
Reacties