De ziekte van Hodgkin bij kinderen; behandelingsresultaten met of zonder radiotherapie

Onderzoek
H. Behrendt
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1986;130:865-8
Abstract

Samenvatting

Van 1975-1983 werden 30 kinderen met de ziekte van Hodgkin behandeld op grond van een plan, volgens hetwelk 16 kinderen met kleine (< 4 cm) kliertumoren behandeld werden met cytostatica overeenkomstig het chloormethine (Mitoxine), vincristine (Oncovin), procarbazine en prednisolon(MOPP)-schema. De overige 14 kinderen kregen dezelfde cytostatica met daarbij involved field radiotherapie 25 Gy. De overleving van 16 kinderen die slechts met chemotherapie werden behandeld, bedraagt 100 bij een follow-up-periode van 27 tot 123 maanden (mediaan 74 maanden). De recidief-vrije overleving bedraagt voor deze groep 87,5. De overleving van 44 kinderen die aanvullende radiotherapie kregen, bedraagt 93 bij een follow-up-periode van 26-92 maanden (mediaan 58 maanden). Voor deze groep bedraagt de recidiefvrije overleving 85.

Geconcludeerd wordt dat een kind met de ziekte van Hodgkin primair met chemotherapie moet worden behandeld. Wegens de mogelijkheid van schadelijke effecten op langere termijn dient echter een minder schadelijke chemotherapie gevonden te worden dan de MOPP-combinatie.

Auteursinformatie

Emma Kinderziekenhuis, Spinozastraat 51, 1018 HJ Amsterdam.

H.Behrendt, kinderarts.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Amsterdam, mei 1986,

De discussie over de nadelen van radiotherapie bij kinderen is niet van recente datum. Bovenstaande reactie geeft een goed voorbeeld van de verwarring die ontstaat wanneer men kinderen beschouwt als kleine volwassenen. De auteurs menen dat de schade door radiotherapie bij kinderen best meevalt en dat de gevaren van chemotherapie veel groter zijn dan werd vermeld.

Het beschreven onderzoek bij kinderen met de ziekte van Hodgkin is begonnen in 1975. In die tijd waren ‘extended fields’ gebruikelijk in doses van 40 Gy, zowel bij kinderen als bij volwassenen. Over de hierdoor aangerichte schade bij kinderen moet niet te licht worden gedacht. Het veelvuldig waarnemen van een ‘kippenek’ bij adolescente jongens, van mammahypoplasie bij de meisjes in de puberteit en van de hypothyreoïdie bij beiden deed ons destijds besluiten een alternatief voor radiotherapie te zoeken. Deze kinderen werden vooral gecontroleerd door de kinderartsen. Het ware te wensen dat ook elders de radiotherapeuten meer betrokken zouden kunnen worden bij de controles van deze kinderen.

De schrijvers stellen dat door mantelveldbestraling hypothyreoïdie in ‘slechts 10-20&percnt;’ van de gevallen optrad. Helaas ligt het werkelijke percentage aanzienlijk hoger. Terwijl bij 10-20&percnt; van de kinderen die op de hals bestraald werden (40 Gy) een hypothyreoïdie manifest werd, kreeg een veel grotere groep een gecompenseerde hypothyreoïdie met normale T4- en verhoogde TSH-waarden. Ook deze kinderen krijgen substitutie van schildklierhormoon.

De schrijvers menen dat irreversibele infertiliteit optreedt na MOPP-chemotherapie bij ca. 90&percnt; van alle jongens. Dit is misschien waar, maar misschien ook niet. Dergelijke cijfers hebben betrekking op volwassen mannen, die inderdaad na MOPP-behandeling een zeer grote kans hebben op infertiliteit.1 Onzekerheid bestaat over de gevoeligheid voor alkylerende cytostatica van de testis voor de puberteit. Lange tijd werd gedacht dat de onrijpe spermatozoa van jongens voor de puberteit minder gevoelig waren dan de volwassen geslachtscellen. Deze veronderstelling maakte het destijds ook gemakkelijker om de MOPP-combinatie aan jonge kinderen toe te dienen. De laatste tijd zijn echter de resultaten van enkele onderzoekingen bekend geworden, waarbij verhoogde spiegels van de gonadotrope hormonen werden gevonden bij jongens in de puberteit die daarvoor de MOPP-combinatie kregen.2-4 Het zal echter nog geruime tijd duren voordat duidelijk is in welke mate de MOPP-combinatie, toegediend voor het begin van de puberteit, aanleiding geeft tot latere infertiliteit bij de man. Het in dit verband vermelde percentage van ca. 90&percnt; is niet van toepassing op de bedoelde situatie. Ten aanzien van de meisjes die voor de menarche met MOPP zijn behandeld, bestaat evenmin duidelijkheid over de latere fertiliteit.2

De kans op secundaire tumoren is groter wanneer radiotherapie wordt toegevoegd aan de MOPP-therapie dan bij MOPP-behandeling alleen of radiotherapie alleen.5 Mede om deze reden zouden wij kinderen met de ziekte van Hodgkin dan ook uitsluitend met chemotherapie willen behandelen. De resultaten van ons onderzoek doen in elk geval vermoeden dat de genezingskansen bij kinderen die uitsluitend chemotherapie kregen gelijkwaardig zijn aan de resultaten elders, waarbij uitsluitend radiotherapie werd toegepast.6 Voor veel kinderartsen heeft chemotherapie bij deze patiënten de voorkeur boven radiotherapie, waarbij echter, gezien de huidige inzichten, de MOPP-combinatie vervangen moet worden door een gelijkwaardige combinatie van cytostatica welke geen alkylerende middelen dient te bevatten.

H. Behrendt
Literatuur
  1. Chapman RM. Effect of cytotoxic therapy on sexuality and gonadal function. Semin Oncol 1982; 9: 84-94.

  2. Shalet SM. Effects of cancer chemotherapy on gonadal infection of patients. Cancer Treat Rev 1980; 7: 141-52.

  3. Cunha MF da, Meistrich ML, Fuller LM, et al. Recovery of spermatogenesis after treatment for Hodgkin's disease: Limiting dose of MOPP chemotherapy. J Clin Oncol 1984; 2: 571-7.

  4. Watson AR, Rance CP, Bain J. Long term effects of cyclophosphamide on testicular function. Br Med J 1985; 291: 1457-60.

  5. Kyle RA. Second malignancies associated with chemotherapy. Semin Oncol 1982; 9: 131-42.

  6. Behrendt H, Bunningen BNFM van. Treatment of childhood stages I and II Hodgkin's disease without radiotherapy. In: Malignant lymphomas and Hodgkin's disease: experimental and therapeutic advances. Dordrecht: Martinus Nijhoff Publishing, 1985: 611-5.