Samenvatting
Doel
Onderscheiden van de aangeboren en de verworven vorm van de niet-scrotale testis bij jongens aan de hand van de vroegere testisligging.
Opzet
Descriptief.
Plaats
Medisch Centrum Alkmaar.
Methode
Van 77 jongens die in een periode van ruim 3 jaar (1991-1994) werden verwezen naar de polikliniek Kindergeneeskunde in verband met niet in het scrotum gelegen testikel(s) werd aan de hand van de vroegere testisligging nagegaan of er sprake was van de aangeboren of de verworven vorm van de niet-scrotale testis.
Resultaten
Bij 23 jongens (leeftijd: 2,2-12,7; gemiddeld: 7,6 jaar) ging het om retractiele testikel(s). Bij 25 (0,1-14,3 jaar; gemiddeld: 3,1) was er een aangeboren niet-scrotale testis; van hen werden 21 primair chirurgisch behandeld. Bij 29 jongens (1,9-14,3 jaar; gemiddeld: 9,9) ging het om een verworven niet-scrotale testis: 10 werden chirurgisch en 11 primair hormonaal (intramusculaire toediening van humaan choriongonadotrofine) behandeld, waarop bij 8 de testis een stabiele scrotale ligging kreeg.
Conclusie
De verworven niet-scrotale testis komt vaak voor. De oorzaak en de frequentie zijn niet goed bekend. Over (eventuele) behandeling bestaat geen consensus. Operatieve behandeling is waarschijnlijk een belangrijke oorzaak van het relatief grote aantal orchidopexieën in Nederland.
(Geen onderwerp)
Hoorn, september 1996,
Met interesse nam ik kennis van het artikel van Hack en Hirasing (1996;1809-12). Zij komen met een nieuwe term om een al lang bestaand probleem op te lossen. Volgens de huidige definitie is een retractiele testis een testis die tijdens het onderzoek niet scrotaal is, maar die gemakkelijk in het scrotum gebracht kan worden en dan een stabiele ligging behoudt. Elke arts echter die regelmatig en consciëntieus testesonderzoek uitvoert, kent de testis die tijdens het onderzoek niet scrotaal is, min of meer eenvoudig in het scrotum is te brengen (soms lukt dat zelfs niet), maar daarna meteen weer omhoogschiet. Een arts die zich aan de consensus houdt,1 en afwacht (zeker bij een testis die volgens vroegere gegevens wel normaal scrotaal is geweest), bemerkt dan dat in het overgrote deel der gevallen bij een volgend onderzoek de testis normaal stabiel scrotaal is. Retrospectief kan men dan zeggen dat er bij het eerdere onderzoek toch sprake geweest moet zijn van retractiele testes. Volgens de definitie klopt dit echter niet.
Auteurs voeren nu de term ‘verworven niet-scrotale testes’ in. Dit zou een goede oplossing kunnen zijn om uit dit definitieprobleem te komen, temeer daar er de laatste jaren weer veel te veel orchidopexieën uitgevoerd worden waarbij (ten onrechte) wordt gezegd dat het geen retractiele testes volgens de definitie zijn en er dus een operatie-indicatie zou bestaan.2 Volgens de consensustekst komen echter alleen testes die ectopisch zijn of nooit scrotaal zijn geweest (alle oude gegevens opvragen) in aanmerking om voor de puberteit te behandelen.
In het onderzoek van Hack en Hirasing worden 29 jongens met een verworven niet-scrotale testis beschreven. Als mogelijke verklaringen worden onder andere genoemd: retractie door littekenweefsel na liesbreukcorrectie, fibrosering van een (persisterende) processus vaginalis en testiculaire adhesies wellicht bestaande uit fibrotische restanten van het gubernaculum. Bij 11 jongens wordt vervolgens een hormonale therapie gegeven, waarop bij 8 de testes indalen. Fysisch is het bij voornoemde oorzaken echter onmogelijk dat hormonale therapie indaling kan bewerkstelligen. Dalen testes op hormonale therapie in, dan moet er sprake zijn van retractiele testes. Omdat retractiele testes geen behandeling behoeven (die dalen namelijk ook spontaan in voordat de puberteit ten einde is), was hormonale therapie een onnodige behandeling. Ook de testes die niet indalen op hormonale therapie kunnen nog spontaan een stabiele scrotale positie innemen op een later tijdstip. Hormonale therapie discrimineert dus niet tussen retractiele en overige vormen van niet-scrotale testes en is daarmee een overbodige therapie.
Auteurs vermelden niet wat de reden was om bij 10 andere jongens met een verworven niet-scrotale testis, tegen het beleid van de consensus in, orchidopexie te verrichten. Naar alle waarschijnlijkheid waren er onder deze 10 ook jongens bij wie de testes zonder behandeling een normale scrotale positie zouden hebben ingenomen in de puberteit. Die hebben dan een onnodige behandeling ondergaan met iatrogene schade.
Mijn advies is terughoudend te zijn met operatie bij jongens met niet-scrotale testes van 2 jaar oud tot aan de puberteit om iatrogene schade te voorkomen. Het is beter de consensus te volgen en deze jongens terug te verwijzen naar huisarts en (of) jeugdarts.
Consensus-beleid bij niet-scrotale testis. Utrecht: Centraal Begeleidingsorgaan voor de Intercollegiale Toetsing, 1986.
Leerdam FJM van, Hirasing RA, Buitendijk SE. Retrospective cohort study of the natural course of testes localization in Dutch boys born in 1973. Iatrogenics 1993;1:123-6.
(Geen onderwerp)
Alkmaar, oktober 1996,
Wij danken collega Van Leerdam voor zijn reactie. In ons artikel hebben wij aangegeven dat er twee vormen van niet-scrotale testis zijn: de aangeboren en de verworven vorm.1 De voor de aangeboren vorm gangbare behandeling, zoals vastgelegd in de consensus, is niet automatisch van toepassing op de verworven vorm. Alhoewel de meeste auteurs orchidopexie adviseren, zijn naar onze mening over de behandeling van de verworven vorm geen harde adviezen te geven aangezien longitudinale onderzoeken hierover ontbreken. Afwachten tot de puberteit lijkt gerechtvaardigd. In de door ons beschreven groep is dit beleid niet altijd gevolgd, onder meer omdat de verworven vorm aanvankelijk niet als zodanig werd herkend.
Over de relatie tussen de verworven niet-scrotale testis en de retractiele testis kan het volgende opgemerkt worden. De retractiele testis is een volledig ingedaalde en een zich normaal ontwikkelende testis. De consensus geeft aan dat de stabiele ligging in het scrotum een essentieel kenmerk is. Er bestaat echter ook een retractiele testis met instabiele ligging.2-4 Deze is bij onderzoek tot hoog in het scrotum te brengen, maar veert na loslating direct weer terug naar de liesregio. Bij verdere lengtegroei van het lichaam kan deze testis overgaan in een verworven niet-scrotale testis.56
Met betrekking tot het aantal orchidopexieën in Nederland, zoals aangegeven in ons artikel, wordt opgemerkt dat de consensus zelf hiervan waarschijnlijk een belangrijke oorzaak is. Hierin wordt geen verworven vorm onderscheiden en de richtlijnen hebben alleen betrekking op de aangeboren vorm. Onbekendheid met de verworven vorm leidt ertoe dat deze niet als zodanig herkend wordt en daardoor als aangeboren vorm behandeld wordt, hetgeen orchidopexie impliceert. Onbedoeld leidt de consensus zo jaarlijks tot een groot aantal orchidopexieën. In overeenstemming hiermee heeft het verschijnen van de consensus niet geleid tot vermindering van het aantal orchidopexieën tot het niveau dat verwacht mag worden. Naar onze mening is aanpassing van de consensus dan ook noodzakelijk.
Hutson JM, Goh DW. Can undescended testes be acquired? [letter]. Lancet 1993;341:504.
Hutson JM, Beasley SW. Diagnosis of undescended testis. In: Hutson JM, Beasley SW, editors. Descent of the testis. Ch 6. London: Edward Arnold, 1992:91-117.
Lais A, Caterino S, Talamo M, Nahom A, Bagolan P, Ferro F. The gliding testis: minor degree of true undescended testis?. Eur J Pediatr 1993;152 Suppl 2:S20-2.
Wyllie GG. The retractile testis. Med J Aust 1984;140:403-5.
Whitaker RH. Undescended testis – the need for a standard classification. Br J Urol 1992;70:1-6.
Wright JE. Testes do ascend. Pediatr Surg Int 1989;4:269-72.