De rol van voeding bij het ontstaan van diabetes mellitus type II en van glucose-intolerantie; mogelijkheden voor preventie

Klinische praktijk
E.J.M. Feskens
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1992;136:1701-6

Zie ook de artikelen op bl. 1689, 1693, 1697, 1706, 1712 en 1717.

Inleiding

Recent bevolkingsonderzoek heeft aangetoond dat de prevalentie van stoornissen in het koolhydraatmetabolisme (diabetes mellitus en verminderde glucosetolerantie, te zamen ook wel aangeduid als glucose-intolerantie) beduidend groter is dan de prevalentie van klinisch gediagnostiseerde diabetes.1-3 Zo bleek uit onderzoek in het kader van de Zutphen Studie dat glucose-intolerantie bij 26 van de 485 onderzochte mannen van 70-89 jaar voorkwam.3 De prevalentie van niet eerder gediagnostiseerde diabetes mellitus bleek ongeveer even groot als de prevalentie van klinisch reeds gediagnostiseerde diabetes (beide 8).3 Naar verwachting zal het aantal patiënten met gediagnostiseerde diabetes in de nabije toekomst met ongeveer 40 toenemen.4 De verwachte toename betreft vooral het aantal ouderen met diabetes, voornamelijk de niet van insuline afhankelijke vorm (NIDDM), dat is diabetes mellitus type II. Nadere aandacht voor de preventie van deze aandoening lijkt gewenst…

Auteursinformatie

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne, Centrum voor Epidemiologie, Postbus 1, 3720 BA Bilthoven.

Mw.dr.ir.E.J.M.Feskens.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Amsterdam, september 1992,

Mw. Feskens schrijft dat uit allerlei onderzoekingen is gebleken dat vezel in de voeding het glucosemetabolisme gunstig beïnvloedt (1992;1701-6). Dit zou onder andere blijken uit de toename van de darmpassagetijd.

Dit bevreemdt mij, daar het gunstige effect van vezel in de voeding bij obstipatie berust op een versnelling van de darmpassage, dus juist op een afneming van de darmpassagetijd.

P.J. Zuidema
E.J.M.
Feskens

Bilthoven, september 1992,

De opmerking van Zuidema heeft vooral betrekking op effecten van onoplosbare voedingsvezels (cellulose en dergelijke). De gunstige effecten van voedingsvezel op het glucosemetabolisme worden echter voornamelijk veroorzaakt door de activiteit van de in water oplosbare vezel. Het belangrijkste effect van dit type voedingsvezel is een vertragende werking op de maaglediging. Hierdoor wordt de passagetijd in de gehele tractus digestivus verlengd, en niet zozeer alleen – zoals inderdaad onduidelijk weergegeven – de darmpassagetijd.

E.J.M. Feskens