artikel
‘Wat gebeurt er toch wanneer al die kinderen met ADHD volwassen worden?’, vroegen wij ons in de hoofdredactie af. Wat volgde was een wat wonderlijke zoektocht naar iemand die hierover wilde schrijven: vrijwel alle auteurs in ons psychiatrienetwerk gaven aan dat dit een belangrijk, maar uiterst ‘gevoelig’ dossier is. Die indruk hadden wij ook al, maar we konden ons nauwelijks voorstellen dat de discipline binnen de eigen kring geen deskundig auteur kon aanwijzen. De psychiatrie moet over dit onderwerp gewoon heldere standpunten hebben en de vijfvoudige toename van methylfenidaatgebruik onder volwassenen (D1660) geeft bovendien aan dat de tijd daarvoor nogal begint te dringen.
Natuurlijk vonden we uiteindelijk een geschikte auteur. Sandra Kooij geeft in dit nummer de stand van zaken met betrekking tot de kennis over ADHD bij volwassenen (D1489). Het artikel werd positief beoordeeld door 4 deskundige referenten uit zowel de eerste als de tweede lijn. Niets aan de hand dus. Maar waar zit dan die controverse? In het publieke debat over ADHD gaat het er vaak over dat te véél jonge mensen een – vooral deze – diagnose krijgen. We snappen dat dat verontrustend is, maar het is ons net iets te plat.
Psychiater en wetenschapsfilosofe Andrea Ruissen kijkt een paar lagen dieper (D2102). Ze betoogt onder andere dat we ervoor moeten waken ADHD te reïficeren, dat wil zeggen: tot een ‘ding’ (Grieks: res) te maken. Die argumentatie draait om een cruciaal onderscheid in de geneeskunde: dat tussen diagnostiek en classificatie. Diagnoses zijn aandoeningen die ‘zijn’, aangeduid kunnen worden als ‘het hebben’, een onomstreden substraat hebben en volledig worden doorgrond (dia-gnosis: door-kennen). Maar de psychiatrie kent weinig gebroken benen, en ik denk dat ADHD er inderdaad evenmin eentje is, hoeveel scans je ook in de strijd werpt.
Classificeren is iets heel anders dan diagnosticeren. Classificatie behelst in feite ordening van het onbegrepene, zodat je in de klinische praktijk of in onderzoek tenminste over grofweg hetzelfde spreekt. Maar net zomin als een geclassificeerde aandoening zonder meer een behandelindicatie is, moet het feit dat het ‘slechts een classificatie’ is niet leiden tot nihilisme. Wat ADHD ook is, zowel kinderen als volwassenen kunnen er verdraaid veel last van hebben.
Voor het debat heb ik nog een bescheiden suggestie, als relatieve leek. Zou de respons op therapie een rol mogen spelen? Als iemand veel van ‘dit soort symptomen’ heeft en in emotioneel, sociaal én cognitief opzicht substantieel beter functioneert op een middel als methylfenidaat, wat is er dan op tegen om dát als diagnostisch criterium, of ten minste als behandelcriterium, te beschouwen? Het definiëren van ziekte op basis van behandeleffecten is best aanlokkelijk – niet alleen voor psychische aandoeningen trouwens.
Nou ja, ik ben geen psychiater. Maar ik denk dat de klinisch praktiserende dokters wel helderheid moeten krijgen over wat verstandig is. Zijn psychiaters het hier eigenlijk over eens, en zo ja, wat is hun antwoord op de kritiek van relatieve buitenstaanders, zoals psychologen, orthopedagogen en wat dies meer zij? Kom los van allerlei controverses en gevoeligheden, ga met elkaar in gesprek en laat ons graag weten wat daar uit komt. Die tienduizenden kinderen die ‘het’ nu hebben en straks volwassen worden hebben daar gewoon recht op.
Reacties