In 1962 kwam ‘de pil’ in Nederland als anticonceptivum ter beschikking. De pil is het populairst bij jonge, ongehuwde, seksueel actieve vrouwen. Sedert de introductie is de dagelijkse oestrogeendosis (bijna uitsluitend in de vorm van ethinylestradiol) aanzienlijk verlaagd, van aanvankelijk 150 µg naar 50 µg, vervolgens naar 30 µg, en in één preparaat tenslotte naar 20 µg. De verlaging van de oestrogeendosis had tot gevolg dat bijwerkingen als misselijkheid, gewichtstoename, hoofdpijn, pijn in de borsten en cardiovasculaire effecten minder optraden.1 In Nederland worden nu voornamelijk orale anticonceptiva (OAC) met 30-35 µg ethinylestradiol gebruikt, de zogenaamde sub-vijftigers. Als progestagene component worden levonorgestrel, norethisteron en lynestrenol gebruikt. De nieuwe progestagenen gestodeen, norgestimaat en desogestrel hebben een minder androgene bijwerking en minder effect op serumlipiden en glucosestofwisseling. In tabel 1 staan de thans in Nederland verkrijgbare OAC-preparaten vermeld.
Na aanvankelijk geruststellende berichten in de jaren zeventig met betrekking tot eventuele carcinogene neveneffecten…
Reacties