Samenvatting
Doel
Vaststellen van de incidentie van koortsconvulsies bij kinderen in de huisartspraktijk en bestuderen van het beleid van de huisarts bij deze aandoening.
Plaats
Gestratificeerde steekproef van 103 huisartspraktijken (161 huisartsen) verspreid door Nederland.
Opzet
Descriptief.
Methode
Door het Nederlands Instituut voor Onderzoek van de Gezondheidszorg werd in de periode 1 april 1987-31 maart 1988 de ‘Nationale studie van ziekten en verrichtingen in de huisartspraktijk’ uitgevoerd. In 103 praktijken (161 huisartsen) werden gedurende 1 van 4 opeenvolgende veldwerkperioden van 3 maanden alle contacten met patiënten geregistreerd. Van een koortsconvulsie werd gesproken wanneer bij een kind in de leeftijd van 3-72 maanden stuipen bij koorts optraden, zonder dat er een intracraniële aandoening of epilepsie was.
Resultaten
Een eerste koortsconvulsie werd 30 maal gezien, bij 23.801 kinderen. Het incidentiecijfer bedroeg 4,8 per 1000 persoonsjaren, met aanzienlijke variatie naar leeftijd en seizoen. De kans dat een kind in de loop van de leeftijdsperiode 3-72 maanden een koortsconvulsie doormaakt, werd berekend op 2,7. Van de 30 kinderen werden er 8 verwezen voor nadere evaluatie.
Conclusie
De incidentiecijfers voor eerste koortsconvulsie bij kinderen waren vergelijkbaar met die in de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en Zweden.
Reacties