Samenvatting
Doel
Nagaan of het huisartsbezoek van Turkse, Surinaamse en Marokkaanse kinderen (0-14 jaar) verschilt met dat van een groep Nederlandse kinderen, die qua achtergrondkenmerken overeenkwam.
Plaats
103 huisartspraktijken verspreid door Nederland.
Opzet
Cohortonderzoek met vergelijking van gematchte groepen.
Methoden
Gegevens van 63.753 kinderen uit de ‘Nationale studie naar ziekten en verrichtingen in de huisartspraktijk’, uitgevoerd door het Nederlands Instituut voor Onderzoek van de Eerstelijnsgezondheidszorg, werden gebruikt. Hierbij registreerden 161 huisartsen gedurende 1 jaar (in 4 groepen van elk 3 maanden) al hun contacten. Sociaal-demografische gegevens werden van de populaties van alle praktijken verzameld. Bij elk Turks, Surinaams en Marokkaans kind afzonderlijk werd een Nederlands kind geselecteerd, vergelijkbaar wat betreft de volgende kenmerken: leeftijd, geslacht, sociaal-economische status, urbanisatiegraad, seizoen van registratie en verzekeringsvorm. Contactfrequentie en -reden, aantal contacten per ziekte-episode, consultduur en percentage consulten buiten reguliere praktijkuren werden geregistreerd.
Resultaten
Er waren geen significante verschillen in contactfrequentie tussen de 3 allochtone groepen en de Nederlandse vergelijkingsgroep, noch in aantal contacten per ziekte-episode. De gemelde klachten verschilden daarentegen wel. Turkse kinderen kwamen vaker wegens maag-darmklachten (relatief risico (RR): 1,81) en luchtwegklachten (RR: 1,27), maar minder vaak wegens oorklachten (RR: 0,54). Surinaamse kinderen kwamen minder vaak wegens klachten met betrekking tot het bewegingsapparaat (RR: 0,65), maar vaker met luchtwegproblemen (RR: 1,20). Marokkaanse kinderen kwamen minder vaak met oorproblemen (RR: 0,51). Een groter percentage allochtone kinderen had een contactduur van minder dan 10 minuten.
Conclusie
Turkse, Surinaamse en Marokkaanse kinderen kwamen niet vaker bij de huisarts dan vergelijkbare Nederlandse kinderen. Wel verschilden de gemelde klachten.
Reacties