De ernst van de semenafwijking bij de partner in samenhang met de kans op zwangerschap na donorinseminatie

Onderzoek
M.D. Kloosterman
L.M. Houben
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1987;131:858-60
Abstract

Samenvatting

Bij 93 paren met ongewenste kinderloosheid waarvan de oorzaak bij de man berustte, werden 63 zwangerschappen (68) tot stand gebracht met behulp van kunstmatige inseminatie met ingevroren donorsperma (KID). Bij 57 paren van wie de man op grond van de semenanalyse als absoluut onvruchtbaar kon worden beschouwd, was het zwangerschapspercentage aanzienlijk hoger (79) dan bij 30 paren van wie de man alleen sterk verminderd vruchtbaar was (43). Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat de vrouw in laatstgenoemde groep toch ook een rol speelt bij de onvruchtbaarheid. Dit gegeven moet betrokken worden bij voorlichting over de zwangerschapskans bij KID.

Van de zwangerschappen ontstond 32 na meer dan 6 cycli insemineren, 14 zelfs na meer dan 12 cycli. Het loont onzes inziens zeker de moeite om KID geruime tijd voort te zetten. Bij de overige 6 paren, bij wie als enige oorzaak van de infertiliteit een negatieve hamstereiceltest was gevonden, werden 4 zwangerschappen met KID tot stand gebracht. De kans op zwangerschap bij paren met alleen een negatieve uitslag van deze test lijkt hiermee hoopvol.

Auteursinformatie

Hervormd Diaconessenhuis, afd. GynaecologieObstetrie, Van Lawick van Pabststraat 72, 6814 HK Arnhem.

M.D.Kloosterman, gynaecoloog; L.M.Houben, assistent-geneeskundige.

Contact M.D.Kloosterman

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Groningen, mei 1987,

De resultaten van het onderzoek van Kloosterman en Houben komen goed overeen met die van andere onderzoekers (1987;858-60). Emperaire et al. verkregen bij gebruik van diepvriessemen 61% zwangerschappen door KID als de echtgenoot azoöspermie had en 29% wanneer het sperma ernstig subfertiel was (in totaal 139 zwangerschappen).1 In de Universiteits Vrouwenkliniek te Utrecht brachten wij door KID met vers sperma 83 zwangerschappen tot stand als de echtgenoot azoöspermie had en resp. 80%, 72% en 54% zwangerschappen door KID bij subfertiliteit van de echtgenoot in afnemende graad.2

Het aantal zwangerschappen door KID bij echtparen met een negatieve uitslag van de hamstereiceltest – overigens niet 5, maar 4 van de 6 – komt eveneens overeen met de resultaten die wij in een grotere patiëntengroep verkregen (nog ongepubliceerde gegevens). Van de 41 vrouwen van wie de man azoöspermie had, werden 40 zwanger door KID (vers semen) en van de 33 vrouwen van wie de man normaal sperma had, maar met een bij herhaling laag ‘bevruchtingspercentage’ in de hamstereiceltest (< 20&percnt;), slechts 21 (61&percnt;). Dit betekent waarschijnlijk dat de hamstereiceltest in een aantal gevallen een fout-negatieve uitslag geeft.

De opmerking dat gebruik van vers sperma bij KID verwerpelijk is wegens de mogelijkheid dat daarmee infecties worden overgebracht, suggereert dat de schrijvers menen dat deze kans bij gebruik van ingevroren sperma niet aanwezig is. Deze gedachtengang is onjuist. Veel pathogene micro-organismen overleven de invriesprocedure even goed of beter dan de zaadcellen. Alleen wanneer invriezen van semen gecombineerd wordt met bacteriologisch onderzoek van een deel van het semen en tevens een bloedonderzoek (o.a. op antistoffen tegen AIDS) plaatsvindt, is gebruik van ingevroren sperma veiliger dan van vers sperma. Het uitsluitend accepteren van spermadonors die zich, evenals hun partner, bewust zijn van hun verantwoordelijkheid om tijdens hun donorschap elke kans op het krijgen van SOA te vermijden, geeft een grotere veiligheid dan te vertrouwen op de ‘ontsmettende’ werking van de invriesmethode.

J. Kremer
Literatuur
  1. Emperaire JC, Gauzere E, Audebert A. Female fertility and donor insemination. Lancet 1980; i: 1423-4.

  2. Kremer J, Witteveen-de Vlaming A. Factoren die de kans op zwangerschap na KID kunnen beïnvloeden. Ann Ver Fert Studie 1980; 1: 7-8.

Arnhem, mei 1987,

De reactie van collega Kremer wordt door ons zeer gewaardeerd. Het is plezierig te vernemen, dat hij ook praktisch dezelfde resultaten heeft. Hij maakt enige kanttekeningen, waarop onze reactie als volgt luidt:

1. Er zijn wel degelijk 5 van de 6 vrouwen zwanger geworden bij wie de partner een negatieve uitslag van de hamstereiceltest had; opzettelijk hebben wij dan ook vermeld dat 1 van de 5 vrouwen zwanger werd in een cyclus waarin géén KID werd verricht. De conclusie van Kremer (uit Utrechtse resultaten) dat er waarschijnlijk ook fout-negatieve hamstereiceltestuitslagen zijn, onderschrijven wij dus geheel! Gezien zijn en onze resultaten lijkt echter de voorspellende waarde van de hamstereiceltest toch zeer vaak juist! Voor de diagnostiek van de mannelijke infertiliteit is deze test naar onze mening onmisbaar geworden!

2. De opmerking, dat wij suggereren dat invriezen van semen een ‘ontsmettende werking’ heeft, is niet juist! Wij zeggen slechts dat het bij gebruik van vers semen onmogelijk is om enigerlei controle (tenzij achteraf) uit te oefenen in de zin van kweken, bloedonderzoek bij de donor e.d., terwijl dat bij gebruik van diepgevroren semen wel mogelijk is! Deze controle, mits daarvan gebruik gemaakt wordt, zal naar onze mening binnen korte tijd terecht wettelijk vereist worden!

M.D. Kloosterman