Niet geschikt voor alle coassistenten

Coschappen in het buitenland

Klinische praktijk
Aalt Bast
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2009;153:B306
Abstract

Geneeskunde studeren is hard werken en van een medicus wordt veel verwacht. Het is moeilijk om het vereiste niveau te bereiken in 6 jaar. Als docent en als voorzitter van de examencommissie aan de Universiteit Maastricht valt me dat telkens weer op. Daarom is er geen ruimte voor een buitenlands coschap, zoals ik met enkele voorbeelden zal laten zien.

Voorbeeld 1 Een geneeskundestudente wordt vanwege uiterst magere studievoortgang door de examencommissie opgeroepen om haar resultaten te bespreken. De studente merkt tijdens het gesprek op dat zij graag een extra coschap wil volgen omdat zij denkt dat zij van het coschap in het buitenland te weinig heeft geleerd van de westerse methodieken. Helaas kan dat niet. Een eenmaal behaald coschap is immers afgetekend. Als de studente de kamer verlaten heeft, overleg ik met de secretaris: waarom mag een matig presterende student stage in het buitenland volgen? Die heeft de handen al…

Auteursinformatie

Universiteit Maastricht, Vakgroep Farmacologie en Toxicologie, Maastricht.

Contact Prof.dr. A. Bast, toxicoloog (a.bast@farmaco.unimaas.nl)

Verantwoording

Dit artikel verschijnt ook in het Tijdschrift voor Medisch Onderwijs.
Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld.
Aanvaard op 5 november 2008

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

R.
Voorhoeve

Ik las met veel plezier de pro-contra tussen de professoren Stilma en Bast over het al dan niet verplicht stellen van een Tropen-coschap.
Hoewel ik het eens ben met Bast (niet verplicht stellen) is er op haar argumentatie wel wat af te dingen. Dat je tijdens een tropen-coschap niets leert over de westerse interne geneeskunde mag geen verwondering wekken. Hetzelfde geldt namelijk voor het coschap oogheelkunde, en toch is dat nooit reden geweest om de oogheelkunde uit het curriculum te schrappen. De tropengeneeskunde geeft haar eigen toegevoegde waarde aan de opleiding, en moet dan ook een eigen plaats krijgen, of op zijn minst worden erkend als invulling van het keuze coschap. Het is niet fair om het samen te voegen met een van de belangrijkste coschappen, en het dan te verwerpen omdat de combinatie niet deugt.

Hiertegenover staat dat ik de argumentatie van Stilma geheel onderschrijf, maar het niet eens ben met de stelling (verplicht stellen). Hoe waardevol het tropen-coschap voor de Nederlandse geneeskunde ook is, kunnen we het de patiënten, artsen en verpleging daar niet aan doen, dat er witte studenten op ze los worden gelaten, die nooit anders geleerd hebben dan dat je voor buikpijn een CT-scan aan moet vragen, en dat je voor andere klachten het α-pipelline moet bepalen.

Een coschap in de tropen is geen recht, maar een voorrecht, uitsluitend voor studenten die zeer gemotiveerd zijn om meer te leren dan de Nederlandse opleiding ze te bieden heeft. En ik hoop dat velen hier gebruik van zullen blijven maken. Collegae die een tropen coschap hebben gevolgd, of als tropenarts hebben gewerkt zijn een verrijking voor de Nederlandse medische wereld.
Niet alleen komen door migratie en verre vakantiereizen malaria en andere exotische ziekten tegenwoordig ook in Nederland voor. De oud tropen-co of -arts heeft leren relativeren en improviseren. Ze hebben geleerd het fysisch diagnostisch onderzoek toe te passen en te roeien met de riemen die er zijn. En mocht er een pandemie uitbreken met een patiëntenstroom die een veelvoud is van het aantal bedden, dan zijn er tenminste artsen die niet blikken of blozen wanneer de patiënten op de gang en in het trapportaal moeten liggen.
Laten we dus de tropen-co en de tropenarts in ere houden.

Dr. R. Voorhoeve, voorzitter Werkgroep Tropische Chirurgie van de NVvH