Dit leerartikel is herzien. De herziene versie (D7759) is gecontroleerd op actualiteit en juistheid. Bij de herziene versie is een nieuwe nascholingstoets beschikbaar.
Op de hoogte blijven van nieuwe leerartikelen, compleet met geaccrediteerde toetsvragen en luisterversie?
⚡Schrijf je gratis in op een e-mail alert door het dossier Leerartikelen te volgen.⚡
Rectificatie
Op dit artikel is de volgende verbetering gekomen:
In tabel 1 staat per abuis dat eind-expiratoir crepiteren bij hartfalen past. Dit moet zijn: eind-inspiratoir crepiteren.
In tabel 3 staat in elke kolom dezelfde waarde voor het aantal eosinofiele granulocyten. Die aantallen verschillen echter per kolom. De juiste aantallen staan in de gecorrigeerde tabel.
De gecorrigeerde versie van beide tabellen staat hieronder.
Toets voor nascholing (verlopen)
Aan dit leerartikel was een toets gekoppeld waarmee je nascholingspunten kon verdienen.
COPD is, na diabetes mellitus en coronaire hartziekte, de derde meest frequente chronische ziekte in Nederland, met circa 600.000 patiënten; dit aantal zal de komende jaren verder stijgen.1 Veel dokters krijgen er dus mee te maken. In dit leerartikel beantwoorden we 10 vragen over COPD die gesteld zijn door huisartsen, chirurgen en internisten. We gaan in op de oorzaken van COPD, en presenteren een systematische strategie voor diagnose en differentiaaldiagnose. Vervolgens introduceren we een raamwerk voor therapie door te categoriseren naar behandelbare kenmerken en bijpassende niet-medicamenteuze en medicamenteuze interventies.
Het belangrijkste symptoom van COPD is kortademigheid bij inspanning, gevolgd door chronisch hoesten en slijm opgeven; de exacerbaties worden tegenwoordig bij voorkeur longaanvallen genoemd. Deze variëren in ernst van licht – op te lossen met extra inhalatiemedicatie – via ernstiger – behandeling met systemische corticosteroïden of antibiotica – tot ernstig, waarbij ziekenhuisopname noodzakelijk is, soms zelfs op de Intensive Care…
reactie auteurs
Hartelijk dank voor uw interessante vraag. Er zijn niet heel veel (klinische) kenmerken die ondersteunend voor het voorschrijven van zuurstoftherapie. Het belangrijkste kenmerk om in acht te nemen is de aanwezigheid van rechtsbelasting (rechtszijdig decompensatio cordis, rechter atriumoverbelasting op het ECG of aanwezigheid van pulmonale hypertensie). De consequentie van rechtsbelasting is dat zuurstoftherapie al bij een minder ernstige hypoxemie (arteriele zuurstofspanning 8.0 kPa) wordt voorgeschreven.
Veel patiënten associëren (begrijpelijkerwijs) kortademigheid met een zuurstoftekort. Het aanvullen van het zuurstofgehalte is daarvoor een logische oplossing. Echter, bij COPD spelen vaak ook andere factoren een rol. Een belangrijke factor is bijvoorbeeld hyperinflatie, leidend tot een afname van de vitale capaciteit in rust en nog meer bij inspanning. Hiervoor helpen langwerkende luchtwegverwijders en ademhalingstechnieken via de fysiotherapeut beter dan zuurstoftherapie. Uitleg dat niet alle kortademigheid samenhangt met een zuurstoftekort kan helpen om patiënten te laten begrijpen waarom ze geen zuurstof voorgeschreven krijgen.
namens de aurteurs,
Marlies van Dijk, longarts, UMC Groningen