Continue antistollingsbehandeling bij patiënten met chronisch boezemfibrilleren: nog steeds een dilemma

Opinie
Th.W. Donkerlo
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1987;131:847-9

Indien chronisch boezemfibrilleren bestaat bij een mitralisklepvitium, inzonderheid een mitralisklepstenose, wordt de kans op een arteriële embolie vanuit de linker boezem zo groot geacht dat continue antistollingsbehandeling wordt geadviseerd (primaire preventie).1-4 Dit geldt a fortiori als er reeds een arteriële embolie is opgetreden (secundaire preventie). De incidentie van embolie bij mitralisklepstenose en boezemfibrilleren wordt geschat op 1-4 per 100 patiëntjaren (overeenkomend met een cumulatieve incidentie van 15-20). Of primaire preventie ook moet worden toegepast bij boezemfibrilleren bij patiënten zonder klepvitia is onderwerp van deze beschouwing.

Een aanbeveling hierover luidt: ‘een levenslange antistollingsbehandeling wordt echter doorgaans toegepast bij patiënten met boezemfibrilleren, vooral als hierbij een mitralisklepvitium bestaat ....’2 Alle patiënten met boezemfibrilleren zouden derhalve moeten worden behandeld met een antistollingsmiddel. Dit lijkt echter meer een weergave van wat momenteel gangbaar is dan een wetenschappelijk gefundeerd advies. Ook elders kan men dit vernemen.5

Voorafgaande aan de vraag of bij…

Auteursinformatie

Majella Ziekenhuis, Nieuwe Hilversumseweg 20, 1406 TE Bussum.

Th.W.Donkerlo, cardioloog.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties