resultaten ‘Amsterdam born children and their development’-studie

Congenitale afwijkingen in Amsterdam

Onderzoek
Jonne J. Sikkens
Manon van Eijsden
P. Dick Bezemer
Marian K. Bakker
Gouke J. Bonsel
Marcel F. van der Wal
Martina C. Cornel
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2009;153:B433
Abstract

Samenvatting

Doel

Het beschrijven van de prevalentie van congenitale afwijkingen bij kinderen geboren in Amsterdam en analyseren van mogelijk verschillen op basis van risicofactoren zoals etniciteit en leeftijd van de moeder.

Opzet

Secundaire analyse van een prospectieve cohortstudie.

Methode

Ten behoeve van de ‘Amsterdam born children and their development’(ABCD)-studie vulden moeders in 2003 en 2004 vragenlijsten in over hun pasgeborenen. Data van 5276 levendgeboren kinderen in het ABCD-cohort werden gebruikt om de prevalenties van congenitale afwijkingen in Amsterdam te berekenen. Deze werden vergeleken met de prevalenties verwacht op basis van Eurocat-gegevens van de jaren 2000-2005 over Noord-Nederland. Vervolgens werden de prevalenties vergeleken in groepen ingedeeld op basis van bekende risicofactoren: etnische herkomst van moeder, leeftijd moeder, pariteit, geslacht kind, geboorte-interval (dit is de tijd tussen geboorte van het vorige en conceptie van het huidige kind), aantal jaren scholing van moeder, rookgedrag, alcoholgebruik en periconceptioneel foliumzuurgebruik.

Resultaten

De totale prevalentie van congenitale afwijkingen in het ABCD-cohort was zoals verwacht op basis van de Eurocat-registratie. Afwijkingen van het spijsverteringsstelsel werden significant minder vaak gemeld (n = 1) dan verwacht (n = 10). Surinaamse moeders rapporteerden vaker een kind met een afwijking van het botspierstelsel. Oudere moeders meldden vaker congenitale afwijkingen. Voor de overige risicofactoren werden geen significante trends waargenomen.

Conclusie

Er waren geen duidelijke trends in het voorkomen van aangeboren afwijkingen in Amsterdam. Verschillen in de gegevensverzameling tussen de ABCD-studie en Eurocat bemoeilijkten de interpretatie van de overige bevindingen. Een landelijke registratie met actieve opsporing van congenitale afwijkingen wordt daarom aanbevolen.

Auteursinformatie

VU Medisch Centrum, Amsterdam.

Afd. Klinische genetica/EMGO+ Instituut: drs. J.J. Sikkens, psycholoog; prof.dr. M.C. Cornel, arts-epidemioloog.

Afd. Epidemiologie en Biostatistiek: dr. P.D. Bezemer, biostatisticus-epidemioloog.

GGD Amsterdam, cluster Epidemiologie, Documentatie en Gezondheidsbevordering, Amsterdam.

Dr.ir. M. van Eijsden (tevens Academisch Medisch Centrum, Amsterdam: afd. Sociale Geneeskunde) en dr. M.F. van der Wal, epidemiologen.

Universitair Medisch Centrum Groningen, afd. Genetica (Eurocat), Groningen.

Drs. M.K. Bakker, epidemioloog.

Erasmus Medisch Centrum Rotterdam, subafd. Verloskunde en Prenatale Geneeskunde, Rotterdam.

Prof.dr. G.J. Bonsel, arts-epidemioloog.

Contact prof.dr. M.C. Cornel (mc.cornel@vumc.nl)

Verantwoording

Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: De ABCD-studie werd financieel ondersteund door de Nederlandse organisatie voor gezondheidsonderzoek en zorginnovatie, ZonMw.
Aanvaard op 3 juni 2009

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties