Complex regionaal pijnsyndroom type 1: de mythe ontkracht

Opinie
Jan Paul M. Frölke
Robert T. van Dongen
Henk van de Meent
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2015;159:A8370
Abstract
Download PDF

artikel

De inzichten over het complex regionaal pijnsyndroom type 1 (CRPS-1) zijn aan het veranderen. Volgens de definitie van de International Association for the Study of Pain valt onder CRPS-1 een verzameling van lokaal optredende, pijnlijke aandoeningen die volgen op een trauma van een extremiteit. Deze pijn uit zich vooral distaal in de extremiteit en overtreft in ernst en duur het verwachte klinische beloop van het oorspronkelijke trauma. In dit artikel beargumenteren wij dat CRPS-1 waarschijnlijk een uiting is van ‘disuse’ van een extremiteit na immobilisatie, en dat de behandeling gericht moet zijn op oefenen en het bewegen van de aangedane extremiteit.

Geschiedenis

De Duitse chirurg Paul Sudeck (1866-1945) is een van de eersten die deze aandoening uitvoerig beschreef, die daarom ‘Sudeckse dystrofie’ en later ‘posttraumatische dystrofie’ is gaan heten. De nieuwe benaming is ‘CRPS-1’; dit staat voor een onbegrepen aandoening die rond 1980 in Nederland werd geïdentificeerd als een op zichzelf staande ziekte. De acute vorm hiervan, ‘warme dystrofie’, werd sindsdien omschreven als een pijnsyndroom dat zich al enkele weken na een letsel van een extremiteit kan ontwikkelen tot een ernstig beeld met alle klassieke kenmerken van een ontsteking. Onder ‘koude dystrofie’ werd vanaf toen een chronisch pijnsyndroom verstaan dat enkele maanden na een trauma ontstaat en gepaard gaat met veel pijn en functiebeperking. Deze vorm kreeg de benaming ‘koude dystrofie’ vanwege doorbloedingsstoornissen.

Door de vroege erkenning van het ziektebeeld CRPS-1 in Nederland is er al in 1988 een patiëntenvereniging ontstaan die uiteindelijk uitgroeide tot de grootste ter wereld. Er werd destijds berekend dat er jaarlijks 8000 nieuwe patiënten met CRPS-1 bij zouden komen.1 Al jaren houden verschillende centra in Nederland, waaronder ook umc’s, zich intensief bezig met dit pijnsyndroom en worden Nederlandse onderzoekers internationaal erkend vanwege het hoge niveau van hun wetenschappelijke publicaties hierover. In 2006 werd de eerste landelijke richtlijn voor CRPS-1 gepubliceerd met daarin evidencebased aanbevelingen voor diagnose en behandeling.2

Diagnostiek

Beeldvormende technieken en laboratoriumdiagnostiek dragen niet bij aan het stellen van de diagnose ‘CRPS-1’, en er bestaat geen gouden diagnostische standaard. Vanwege de diversiteit aan oorzaken en in het klinisch beeld heeft men getracht om expliciete diagnostische criteria voor CRPS-1 op te stellen. Elke 3 tot 4 jaar komen wetenschappers en clinici van internationale beroepsorganisaties bijeen met als doel consensus te bereiken over de diagnostische criteria die gebruikt kunnen worden bij de anamnese en het lichamelijk onderzoek. De meest actuele internationale consensus is er nu over de zogenaamde ‘Budapest criteria’.3 Maar ook deze ‘Budapest criteria’ zijn weinig specifiek, waardoor zorgverleners er in de praktijk niet veel aan hebben. Anno 2015 is de arts die gebruik maakt van de ‘Budapest criteria’ nog steeds onzeker over de diagnose ‘CRPS-1’. Dit maakt ook de patiënt onzeker. De fysiotherapeut is eveneens onzeker, want deze vindt CRPS-1 een rode vlag en staakt de revalidatie zolang er geen duidelijkheid is over de diagnose.

Pathogenese

Met een weinig specifieke diagnostische standaard voor CRPS-1 is het moeilijk een uniforme patiëntengroep te definiëren. Zonder een uniforme patiëntengroep is het lastig zoeken naar een pathologisch proces van waaruit de aandoening CRPS-1 verklaard kan worden. Talloze wetenschappelijke publicaties zijn aan dit onderwerp gewijd en Nederlandse wetenschappers hebben hieraan veel bijgedragen; dit werd gesteund door miljoenen euro’s aan overheidssubsidies. De meest recente conclusie uit het vele onderzoek naar de pathogenese is dat er geen eenduidige, oorzakelijke verklaring is voor de pijn en klachten van patiënten met CRPS-1. Voorgesteld wordt om uit te gaan van een multifactoriële pathofysiologie.4

Behandeling

Door de weinig specifieke diagnostische standaard en de onduidelijke pathogenese worden behandelingen voor CRPS-1 steeds gericht op de diverse symptomen.2 De uitkomsten van klinisch wetenschappelijke studies zijn daardoor vaak wisselend en moeilijk reproduceerbaar. Aangezien de onderzoekspopulaties op basis van de diagnostische criteria verschillen, is de uitkomst steeds anders en is standaardisering van de behandeling onmogelijk. Dit jaar komt de 2e landelijke consensusrichtlijn uit die, evenals de Duitse en Engelse richtlijnen, gebaseerd zijn op een laag bewijsniveau vanwege het gebrek aan adequate klinisch studies.

Nieuwe inzichten

Het Radboudumc is vanouds een expertisecentrum voor de diagnostiek, het onderzoek en de behandeling van patiënten met CRPS-1. Jaarlijks krijgt het Radboudumc gemiddeld 200 nieuwe patiënten verwezen. In 2004 heeft een nieuw team, bestaande uit de auteurs van dit artikel, deze praktijk overgenomen en geprobeerd de diagnostiek te optimaliseren. De diagnostiek wordt sindsdien in consensus uitgevoerd door specialisten uit verschillende disciplines, waarbij gebruik wordt gemaakt van de Budapest criteria. Alle differentiaaldiagnostische mogelijkheden worden hiermee onderzocht.

Al snel bleek deze multidisciplinaire aanpak zijn vruchten af te werpen. Bij ruim driekwart van de patiënten bleek er een andere oorzaak voor de klachten te bestaan dan CRPS-1.5 Artsen in het Ziekenhuis Bethesda te Hoogeveen stelden dit al eerder vast. Ook werd in Hoogeveen een therapie geïmplementeerd die niet gericht is op pijnbestrijding maar op functieherstel; een therapeute in Macedonië inspireerde hiertoe.6 Bij deze therapie moedigen artsen en fysiotherapeuten patiënten met CRPS-1 aan te starten met intensief bewegen waarbij de pijn wordt genegeerd en beschouwd als een ‘vals alarmsignaal’. Deze Hoogeveense methode, inmiddels ‘pain exposure in physical therapy’ (PEPT) genoemd, bleek ook in ons centrum goedkoop, veilig en effectief.7 Deze benadering bleek voor veel patiënten een totaal nieuw perspectief te geven; ondanks de pijn en klachten mochten ze weer lopen, spalken afdoen en medicatie stoppen.

Synthese

De dalende incidentie, de onbetrouwbare diagnostiek, de multifactoriële pathofysiologie en de symptomatische behandelstrategie hebben een aantal clinici ertoe bewogen om te twijfelen aan het hele concept van ‘CRPS-1’. Volgens deze opvatting bestaat CRPS-1 niet, maar is het een verlegenheidsdiagnose en moeten artsen beter zoeken naar de echte oorzaak van de pijn in plaats van patiënten en zichzelf te misleiden.8 Inmiddels heeft proefdieronderzoek en ook onderzoek bij gezonde vrijwilligers aangetoond dat immobilisatie van een ledemaat gedurende langere tijd leidt tot een klinisch beeld met pijn en ontsteking dat voldoet aan de criteria die zijn beschreven voor CRPS-1. Zodra de immobilisatie wordt gestopt en de normale functie hervat, herstelt het beeld zich in korte tijd. Dit concept van ‘disuse’ is al veel eerder ingezet om zowel kinderen als volwassen patiënten met CRPS-1 niet te behandelen met medicijnen, maar met bewegen en oefeningen.9,10 Met andere woorden: beschouw de verschijnselen als een normale reactie op immobilisatie en handel daarnaar, zoals eerder werd geopperd door de artsen in Hoogeveen.

In Nijmegen hebben we sinds 2004 elke patiënt met een onverklaarbaar post-traumatisch pijnsyndroom met succes een PEPT-programma aangeboden dat niet was gericht op pijn, maar op functioneel herstel.7 Voorafgaand aan het PEPT-programma krijgen patiënten uitleg over de gewaarwording pijn als ‘vals alarm’, en uitleg over het gunstige effect van bewegen bij een door disuse verstoorde autoregulatie van een extremiteit. In het kader van een CRPS-1-preventieprogramma wordt sinds enkele jaren bij iedere patiënt met een polsfractuur, na verwijdering van het gips, een intensief oefenprogramma gestart om disuse-klachten te voorkomen. Sinds 2012 wordt dit in een register bijgehouden. Onder de 56 patiënten die sindsdien op deze wijze werden behandeld is nog geen enkele keer de diagnose ‘CRPS-1’ gesteld.

Conclusie

Op grond van de bovengenoemde overwegingen steunen wij de opvatting dat het complex regionaal pijnsyndroom type 1 geen op zichzelf staande ziekte is, maar een ‘disuse’-syndroom na immobilisatie van een extremiteit. De bewegingsangst die deze patiënten vaak hebben, wordt versterkt door de opvattingen van de behandelaar als deze meent dat de pijn een teken is van voortgaande weefselschade. Maar patiënt met CRPS-1 hebben juist baat bij een intensief bewegingsprogramma – ‘pain exposure in physical therapy’ (PEPT) – waarbij de pijn wordt beschouwd als een ‘vals alarmsignaal’. Uitgaande van deze nieuwe inzichten moet het mogelijk zijn om deze aandoening, die 30 jaar geleden voor het eerst op Nederlandse bodem werd erkend, ook weer in Nederlandse bodem te begraven.

Literatuur
  1. Goris RJ, Reynen JA, Veldman P. De klinische verschijnselen bij posttraumatische dystrofie. Ned Tijdschr Geneeskd. 1990;134:2138-41.

  2. Perez RS, Zollinger PE, Dijkstra PU, et al; CRPS I task force. Evidence based guidelines for complex regional pain syndrome type 1. BMC Neurol. 2010;10:20. doi:10.1186/1471-2377-10-20 Medline

  3. Harden RN, Oaklander AL, Burton AW, et al. Complex regional pain syndrome: practical diagnostic and treatment guidelines, 4th edition. Pain Med. 2013;14:180-229. Medline

  4. Marinus J, Moseley GL, Birklein F, et al. Clinical features and pathophysiology of complex regional pain syndrome. Lancet Neurol. 2011;10:637-48. doi:10.1016/S1474-4422(11)70106-5 Medline

  5. Frölke JP, Van Rumund A, de Waardt D, et al. Complex regionaal pijnsyndroom type 1?. Ned Tijdschr Geneeskd. 2009;153:B174.

  6. Ek JW, van Gijn JC. Een wonderbaarlijke genezing. Med Contact. 2004;59:401-3.

  7. Van de Meent H, Oerlemans M, Bruggeman A, et al. Safety of “pain exposure” physical therapy in patients with complex regional pain syndrome type 1. Pain. 2011;152:1431-8. doi:10.1016/j.pain.2011.02.032 Medline

  8. Del Piñal F. Editorial. I have a dream... reflex sympathetic dystrophy (RSD or Complex Regional Pain Syndrome - CRPS I) does not exist. J Hand Surg Eur Vol. 2013;38:595-7. doi:10.1177/1753193413477058 Medline

  9. Watson HK, Carlson L. Treatment of reflex sympathetic dystrophy of the hand with an active “stress loading” program. J Hand Surg Am. 1987;12:779-85. doi:10.1016/S0363-5023(87)80069-2 Medline

  10. 10 Sherry DD, Wallace CA, Kelley C, Kidder M, Sapp L. Short- and long-term outcomes of children with complex regional pain syndrome type I treated with exercise therapy. Clin J Pain. 1999;15:218-23. doi:10.1097/00002508-199909000-00009 Medline

Auteursinformatie

Radboudumc, Nijmegen.

Afd. Heelkunde: dr. J.P.M. Frölke, chirurg.

Afd. Revalidatie: dr. H. van de Meent, revalidatiearts.

Contact dr. J.P.M. Frölke (janpaul.frolke@radboudumc.nl)

Belangenverstrengeling

Aanvaard op 21 november 2014

Verantwoording

Belangenconflict en financiële ondersteuning: geen gemeld.

Auteur Belangenverstrengeling
Jan Paul M. Frölke ICMJE-formulier
Robert T. van Dongen ICMJE-formulier
Henk van de Meent ICMJE-formulier
Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Wij danken Perez en co-auteurs voor hun reactie.

Epidemiologie

1. Zij concluderen op basis van één artikel dat CRPS-1 een objectiveerbare aandoening is. Het sensitiviteit/specificiteit onderzoek dat zij aanhalen is gepubliceerd in 2010 in het tijdschrift Pain en laat een diagnostische specificiteit van 79% zien van de Budapest criteria. Dit artikel gaat gemakshalve voorbij aan de onmisbare gouden standaard die nodig is voor een adequate sensitiviteit/specificiteit meting. Immers met de te onderzoeken diagnostische test moet bepaald kunnen worden wie van de patiënten de ziekte wel of niet heeft. De ziekte moet je dan wel kunnen vaststellen met een gouden standaard en die is er nu net niet voor CRPS. De studie in Pain gebruikt als soort van gouden standaard zelfs een veel minder specifieke diagnostische test namelijk de IASP diagnostische criteria. Later in het artikel verwerpen ze juist deze IASP diagnostische test omdat deze test te weinig specifiek is. Rara hoe zit het nu? Met dergelijk onderzoek komen we niet veel verder en zorgverleners worden zo quasi wetenschappelijk om de tuin geleid.

2. De klachten in het gips als openbaring van CRPS zijn weinig specifiek. Immers er zijn veel mensen (bijna allemaal) met verschijnselen van “CRPS” (pijn en hyperalgesie) in of na het gips of net na de operatie die helemaal geen pijnsyndroom ontwikkelen. Bovendien zijn er ook mensen die geen klachten hebben in het gips en later een pijnsyndroom ontwikkelen. Juist klachten die zich in een vroeg stadium openbaren bijvoorbeeld binnen drie maanden zijn meestal een direct gevolg van het letsel. Klachten die veroorzaakt worden door een combinatie van een letsel en een periode met immobilisatie. Ook zonder letsel treden dit soort klachten op. De klachten passen dan bij disuse bij een verder normaal genezingsproces er is in dat geval geen ziekte dat een bijzondere naam behoeft.

3. Perez en co-auteurs geven aan dat factoren van gedragsmatige of psychologische aard niet worden bevestigd in verschillende onderzoekingen. Inderdaad wordt dit niet bevestigd omdat de groep die zogenaamd de “diagnose CRPS” heeft heterogeen is. Causale relaties vaststellen tussen zieke en uitlokkende factoren begint met het definiëren van de ziekte en dan zijn we weer bij punt 1 er is geen objectiveerbare ziekte. Dat geldt ook voor de wetenschappelijke onderbouwing van de rol van de zeer aspecifieke processen zoals inflammatie, maladaptieve neuroplasticiteit en vasomotore disfunctie.

Jan Paul Frölke

Robert van Dongen

Henk van de Meent

Als voormalig patiënt van emeritus hoogleraar Prof. Goris en mede-oprichter van de Ned.Ver. van Post-Traumatische Dystofie Patiënten (thans genaamd Patiëntenvereniging CRPS en nog immer, bijna 30 jaar, lijdend aan deze invaliderende aandoening, intrigeerde dit artikel en de reacties daarop mij zeer. Was het maar zo simpel als de auteurs stellen dat PEPT dé oplossing is voor alle (met de nadruk op alle) patiënten. Mijn door CRPS aangetaste linkerbeen is het gevolg van (mis)plaatsing van een knieprothese met verwijtbare medische fouten. Prof. Sloof (Radboud UMC) heeft deze prothese op advies van Prof. Goris verwijderd en mijn been in een arthrodese stand gebracht met gevolg dat dit been 5 centimeter korter is dan mijn rechterbeen. PEPT is dus niet mogelijk.
Daarenboven heb ik een bijkomend probleem. In de achterliggende jaren hebben drie aneshesiologen/pijnbestrijders, nl. Drs. D. van Diejen (Radboud),Drs. G.E.C.J.M. van Oss en Drs. D.J.W. Kallewaard (beiden Rijnstate Arnhem) moeten vaststellen dat bestrijding van mijn pijn een bijna onoplosbaar probleem is. Drs. Kallewaard heeft in 2013 neuromodulatie als laatste redmiddel voorgesteld en de desbetreffende ingreep niet in Arnhem doch in het Erasmus Medisch Centrum in Rotterdam te doen uitvoeren. Op advies van mijn huisarts, mede gelet op mij  gevorderde leeftijd, heb ik besloten dit niet te laten doen. 
In de tijd dat ik bestuurslid van de vereniging en landelijk contactpersoon was, heb ik intens contact gehad met een jonge, gehuwde, vrouw die CRPS in meer dan één extremiteit had en ondraagbare pijn leed. Zij heeft uiteindelijk een einde aan haar leven gemaakt. Zij is overigens niet de enige patiënt die dit heeft gedaan. Er is ook een aantal patiënten bij wie één of beide benen zijn geamputeerd. Ook bij hen biedt de door de auteurs gepropageerde behandeling geen soelaas. 

Zijn deze behadelingen bekend en worden ze ook toegepast in de Engelstalige landen (RSD), in de Franstalige landen (Causalgie) en in de Duitstalige landen (Südeck)? Worden de opvattingen van de auteurs in die landen onderschreven? Ik mis een wetenschappelijk verantwoord onderzoek onder patiënten die al jarenlang lijden aan CRPS die de boude conclusie van de auteurs (zouden kunnen) bevestigen. Is zo'n onderzoek niet aanbevelingswaardig?

De laatste alinea van het artikel voelt aan als schokkend en beledigend voor alle patiënten die nog immer lijden aan CRPS en de (onherstelbare) gevolgen en pijn daarvan. De aandoening begraven?

Wim van Zanten