In de meeste Westeuropese landen, alsmede in landen elders ter wereld binnen de Anglo-Amerikaanse invloedssfeer, bestaan tegenwoordig min of meer effectieve systemen om bijwerkingen van geneesmiddelen te melden. Terugkoppeling naar de meldende artsen in de vorm van publikaties is echter eerder uitzondering dan regel.1 Het is evenwel begrijpelijk dat zoiets pas loont als het aantal per jaar gerapporteerde bijwerkingen in de vele duizenden loopt, zoals in het Verenigd Koninkrijk,2 Zweden en Australië.3 Het succes is daar onder meer te danken aan traditie en aan een scrupuleuze bescherming van het beroepsgeheim van de arts door de overheid.4
De terugkoppeling vindt meestal plaats via korte bulletins met een beperkte circulatie. Is de landstaal Engels, dan vindt wel enige verspreiding buiten de grenzen plaats; in andere gevallen blijft dit een toevalstreffer. Alleen het Zweedse bureau voor bijwerkingen van geneesmiddelen neemt de moeite om de belangrijkste meldingen enkele malen per…
(Geen onderwerp)
Amstelveen, mei 1991,
In dit stuk heeft Offerhaus bijwerkingen besproken van onder andere zopiclon (1991;794-5). De bron van het 8-regelige stukje was een artikeltje in Current Problems van december 1990, een uitgave van het Britse ‘Committee on Safety of Medicines’.
Met klem protesteren wij tegen de de demagogische toon die wordt aangeslagen en de verdraaiing van de oorspronkelijke tekst. Offerhaus spreekt over 122 meldingen waarin gewag gemaakt wordt van neuropsychiatrische bijwerkingen, terwijl Current Problems spreekt over: 122 bijwerkingen, waarvan 22 van neuropsychiatrische aard. Het is jammer dat de auteur zo onzorgvuldig met de toch al zo summiere gegevens is omgegaan. Deze 22 patiënten vormen een zeer klein gedeelte (0,011%) van de 200.000 voorschriften die tot die tij d voor zopiclon (Imovane) werden uitgegeven in het Verenigd Koninkrijk en de meldingen dienen dan ook in dit perspectief te worden bezien.
Gepubliceerde en nog ongepubliceerde resultaten van grote post-marketing-onderzoeken in het Verenigd Koninkrijk (2538 patiënten) en Frankrijk (20.500 patiënten) tonen aan dat zopiclon een relatief veilig slaapmiddel is met een zeer gunstig bijwerkingenprofiel, hetgeen bevestigd wordt in het vele klinische werk dat met zopiclon is verricht.
Het Britse, evenals het Nederlandse gele-kaartsysteem is indertijd zodanig opgezet dat een vergelijking met andere middelen ten enen male onmogelijk is. Het Committee on Safety of Medicines waagt zich wel aan vergelijkingen en komt tot conclusies die niet gebaseerd kunnen zijn op eigen waarnemingen. De opmerking van Offerhaus dat de in het Verenigd Koninkrijk gemelde bijwerkingen niet zelden aan het ‘Halcion-syndroom’ doen herinneren, is in hoge mate suggestief, berust niet op wetenschappelijke informatie en plaatst zopiclon daarmee onterecht in een kwaad daglicht.
Delahaye C, Ferrand B, Pieddeloup, Musch B. Post marketing surveillance of zopiclone: interim analysis on the first 10.000 cases in a clinical study in general practice. International Clinical Psychopharmacology 1990; 5(S2): 131-8.
(Geen onderwerp)
Amsterdam, juni 1991,
Teneinde de mogelijk verkeerde indruk die mijn interpretatie van de Britse meldingen van bijwerkingen van het slaapmiddel zopiclon zou kunnen geven, weg te nemen, kan ik het beste een vertaling geven van de weergave van dezelfde gegevens door de Wereldgezondheidsorganisatie:1 ‘Het Committee on Safety of Medicines heeft de artsen geadviseerd dat hoewel het nieuwe cyclopyrrolon-slaapmiddel zopiclon structureel van de benzodiazepinen verschilt het hetzelfde potentieel voor psychiatrische bijwerkingen heeft, inclusief afhankelijkheid. Circa 25 van dergelijke gevallen werden gerapporteeerd sedert het produkt in 1989 in het Verenigd Koninkrijk in de handel werd gebracht. De meeste van deze bijwerkingen ontstonden direct of kort na toediening van de eerste dosis en ze verdwenen snel na staken van het geneesmiddel. Tot de ernstigste bijwerkingen behoorden 5 meldingen van auditieve of optische hallucinaties, 4 gevallen van amnesie, en 10 gevallen van gedragsstoornissen waaronder 3 maal agressief gedrag. Drie patiënten vonden het moeilijk om de behandeling te staken, 2 wegens onttrekkingssymptomen en één wegens herhaalde ”rebound“-slapeloosheid.’
Dergelijke bijwerkingen kent men wèl van kortwerkende slaapmiddelen als triazolam, doch in veel mindere mate van middellangwerkende als temazepam.2 De kritiek van collega Hoedemaker op het ‘gele-kaarten’-systeem van de WHO laat ik voor diens rekening, met de aantekening, dat dit evenzeer geldt voor gesponsorde ‘post-marketing’-programma's; ervaringen in het verleden met o.a. cimetidine en alprazolam hebben geleerd dat het rendement van dergelijke programma's niet groot is. De door Hoedemaker gebezigde aanduiding ‘demagogie’ slaat echter veeleer op de Nederlandse advertentiecampagne voor zopiclon, waarin getracht wordt zopiclon als een geheel nieuw slaapmiddel af te schilderen. De bedoeling van de Britse registratiecommissie is juist geweest om te waarschuwen dat het vermeende verschil in de klinische praktijk illusoir is. Zopiclon lijkt eigenlijk alleen van de benzodiazepinen te verschillen doordat de patiënten die het innemen de volgende morgen significant vaker over een vieze smaak in de mond klagen.
Anonymus. Zopiclone and neuropsychiatric reactions. Advisory Notices. WHO Drug Information 1990; 4: 179.
Bixler EO, Kales A, Manfredi RL, Vgontzas AN, Tyson KL, Kales JD. Next-day memory impairment with triazolam use. Lancet 1991; 337: 827-9.