Samenvatting
In november 1906 hield de Duitse zenuwarts Alois Alzheimer voor collega’s een voordracht over de ziektegeschiedenis van een 55-jarige patiënte met dementie, in wier hersenschors hij klompjes met eiwitafzettingen (seniele plaques) en abnormale neurofibrillen had aangetroffen. Alzheimer werd geboren in 1864 in Beieren. Nadat hij door zijn huwelijk financieel onafhankelijk was geworden, kon hij zich ook aan neuropathologisch onderzoek wijden. Aan het eind van de 19e eeuw was men van mening dat dementie het onvermijdelijke gevolg was van aderverkalking. Alzheimer ging daaraan twijfelen toen hij in de hersenen van een jonge patiënt met dementie, na diens overlijden, geen arteriosclerotische vaatveranderingen vond. Een tweede en derde casus bevestigden hem in zijn idee dat hij een nieuwe ziekte op het spoor was. Het eponiem ‘ziekte van Alzheimer’ werd al in 1910 geïntroduceerd door zijn superieur Kraepelin.
Ned Tijdschr Geneeskd. 2006;150:2880-2
Reacties