Samenvatting
Doel
Bepalen van het verband van bedplasprevalentie met etnische afkomst en met de omgang van ouders met bedplassers.
Opzet
Descriptief.
Plaats
Gemeentelijke Geneeskundige en Gezondheidsdienst, sector Jeugdgezondheidszorg, Amsterdam.
Methode
Bij ouders die het consultatiebureau bezochten in de periode september 1992-december 1993 werd mondeling een vragenlijst afgenomen. In totaal werden 1506 3-4-jarigen, 2422 5-6-jarigen en 2081 11-12-jarigen in het onderzoek betrokken.
Resultaten
De prevalentie van bedplassen was 24,6, 15,7 en 5,4 op de leeftijd van respectievelijk 3-4, 5-6 en 11-12 jaar. Marokkaanse en Turkse 3-4-jarigen plasten even vaak als Nederlandse leeftijdsgenoten in bed en Surinaamse 3-4-jarigen minder vaak. Daarentegen kwam bedplassen significant vaker voor bij Surinaamse, Turkse en Marokkaanse schoolkinderen dan bij hun Nederlandse klasgenoten. Bij Nederlandse kinderen was het percentage bedplassers op de leeftijd van 5-6 jaar kleiner dan op de leeftijd van 3-4 jaar; dit was niet het geval bij Surinaamse, Marokkaanse en Turkse kinderen. Allochtone bedplassers werden minder vaak beloond voor een droge nacht en vaker gestraft voor een natte nacht dan autochtone bedplassers, ook op jonge leeftijd.
Conclusie
Bedplassen komt bij basisschoolkinderen vaak voor en vaker bij allochtone dan bij autochtone kinderen. Mogelijk spelen verschillen tussen autochtone en allochtone ouders in het omgaan met bedplassen een rol. Doelmatige voorlichting en begeleiding van (vooral allochtone) ouders met jonge kinderen kunnen wellicht de prevalentie van bedplassen op oudere leeftijd verlagen.
Reacties