Toets voor nascholing (verlopen)
Aan dit leerartikel was een toets gekoppeld waarmee je nascholingspunten kon verdienen.
Samenvatting
- Bariatrische chirurgie wordt verricht bij patiënten met een BMI van > 40 kg/m2, of bij een BMI > 35 kg/m2 met obesitasgerelateerde comorbiditeit. De ‘Roux-en-Y gastric bypass’ en de ‘sleeve’-gastrectomie zijn de meest verrichte ingrepen.
- Gemiddeld hebben patiënten 10 jaar na de operatie 25-27% van hun startgewicht verloren.
- Bij veel patiënten neemt obesitasgerelateerde comorbiditeit na de operatie sterk af. Het effect is het meest uitgesproken bij diabetes mellitus type 2 en obstructief slaapapneusyndroom.
- De prevalentie van 30-dagencomplicaties is minder dan 5%. In centra met veel ervaring is de mortaliteit < 0,2%.
- Veelvoorkomende langetermijncomplicaties van bariatrische chirurgie zijn tekorten van met name ijzer en vitamine B12, galsteenlijden en huidoverschot.
- Na de Roux-en-Y-gastric bypass kunnen enkele specifieke complicaties optreden die vaak minder goed herkend worden, zoals inwendige herniatie en hypoglykemieёn.
Leerdoelen
- In Nederland is de Roux-en-Y-gastric bypass de meest toegepaste vorm van bariatrische chirurgie.
- Het gewichtsverlies is 10 jaar na een Roux-en-Y-gastric bypass gemiddeld 25-27% van het startgewicht; na 2 jaar is dit 32%.
- Het lijkt erop dat het gewichtsverlies na een Roux-en-Y-gastric bypass ook op de lange termijn aanzienlijk blijft.
- Er zijn nog onvoldoende langetermijngegevens over de resultaten van ‘sleeve’-gastrectomie.
- Bij meer dan de helft van de patiënten met obesitas en diabetes mellitus type 2 gaat de diabetes na een bariatrische ingreep in remissie.
- Dankzij moderne technieken als laparoscopie en verbetering van voor- en nazorg zijn de morbiditeit en mortaliteit van bariatrische chirurgie gedaald.
- Het is essentieel om vóór een bariatrische operatie met de patiënt diens verwachtingspatroon van de langetermijneffecten te bespreken.
artikel
Een 41-jarige vrouw komt op het spreekuur van de huisarts. Die ziet haar regelmatig met klachten van het bewegingsapparaat en recentelijk wegens een periode van somberheid. Ze weegt 133 kg bij een lengte van 174 cm, waaruit een BMI van 44 kg/m2 volgt. Bij een recente cardiovasculaire risicoscreening was haar bloeddruk niet-afwijkend, maar de nuchtere glucoseconcentratie was verhoogd (6,7 mmol/l). Patiënte vertelt al vanaf de tienerleeftijd te worstelen met het gewicht. Het belemmert haar bij het bewegen en ze kan haar kinderen niet meer bijhouden. De ‘beginnende diabetes’ heeft voor haar nu de doorslag gegeven. Een kennis is 55 kg afgevallen door een ‘maagverkleining’. Ze wil gezond oud worden en vraagt de huisarts of een dergelijke operatie misschien iets voor haar is.
Het gebeurt regelmatig dat patiënten met een dergelijke vraag bij de huisarts op het spreekuur komen. Wij deden een literatuuronderzoek om het antwoord te vinden op de vraag welke bariatrische ingrepen gangbaar zijn en wie daarvoor in aanmerking komt.
In PubMed zochten wij naar richtlijnen, systematische reviews, meta-analyses en klinische studies waarin de resultaten van de meest gangbare bariatrische ingrepen beschreven werden. Hierbij gaven wij de voorkeur aan prospectieve studies met een follow-upduur van minimaal een jaar.
Indicatie
Internationaal is de indicatie voor bariatrische chirurgie vastgesteld op een BMI van > 40 kg/m2, of een BMI van > 35 kg/m2 met obesitasgerelateerde comorbiditeit zoals diabetes mellitus type 2 (DM2), hypertensie, obstructief slaapapneusyndroom, hyperlipidemie, of bewezen artrose. De richtlijnen geven geen duidelijke definitie van hyperlipidemie; wij adviseren hierin de NHG-standaard ‘Cardiovasculair risicomanagement’ te volgen.
Een verdere voorwaarde is een eerdere geslaagde dieetpoging en voldoende inzicht en motivatie.1,2 Recentelijk zijn studies verschenen die een goed effect lieten zien van bariatrische chirurgie bij patiënten met een BMI van 30-35 kg/m2 en DM2. Hoewel grote gerandomiseerde studies ontbreken, is in enkele landen de indicatie voor deze patiënten verruimd. In Nederland wordt hierover op dit moment discussie gevoerd.3 De leeftijdsgrenzen zijn in principe 18-65 jaar, hoewel de richtlijnen ruimte laten om in specifieke gevallen bariatrische chirurgie te verrichten bij patiënten boven de 65 jaar. Dit wordt in Nederland sporadisch gedaan. Bariatrische chirurgie bij adolescenten jonger dan 18 jaar wordt in Nederland uitsluitend in studieverband verricht.
Operaties
Laparoscopische Roux-en-Y-gastric bypass
Wereldwijd worden de laparoscopische ‘Roux-en-Y gastric bypass’ (RYGB) en de laparoscopische ‘sleeve’-gastrectomie (sleeve) het meest verricht (figuur a en b).
[D1249_F1]
In Nederland is het merendeel van de bariatrische operaties een RYGB.4 Bij de RYGB wordt een kleine maagpouch gecreëerd met een inhoud van ongeveer 30 ml, die verbonden wordt met het jejunum; dit is de alimentaire lis waar het voedsel doorheen gaat. De maagrest, het duodenum en het proximale jejunum worden distaal aan het jejunum aangesloten. Op die manier wordt de biliaire lis gecreëerd, waardoor gal en verteringssappen het jejunum bereiken. De vertering komt pas op gang als het voedsel uit de alimentaire lis (120-150 cm) en de verteringssappen uit de biliaire lis (50 cm) zich vermengen in het jejunum. Het restrictieve effect van de maagpouch beperkt onder andere het eten van grote volumina.
Bij een sleeve wordt een groot deel van de maag gereseceerd om een buisvormige maag te creëren die bestaat uit de kleine curvatuur, wat ook voor een restrictief effect zorgt. Zowel de RYGB als de sleeve zorgen voor een sterker verzadigingsgevoel door de effecten van de veranderde voedselpassage op diverse gastro-intestinale hormonen.5-7
Maagband
In de beginjaren van de bariatrische chirurgie in Nederland werd de maagband het meest toegepast, vanwege het lagere operatierisico. Bij deze operatie wordt een vulbare kunststof ring om de maag geplaatst ter hoogte van de cardia (figuur c) De maagband heeft echter een beduidend slechter resultaat, gelet op gewichtsreductie en remissie van comorbiditeit, dan RYGB en sleeve.8
Patiënten met een maagband ontwikkelen vaak geen gezond voedingspatroon. Door passagebelemmering als gevolg van de maagband kiezen zij juist voor een voedingspatroon dat bestaat uit gemakkelijk passerende, vloeibare producten met veel calorieën.9,10 Op de lange termijn ziet men bovendien dat bijna de helft van de patiënten complicaties krijgt, zoals ‘slippage’ (verschuiving van de band), problemen met de infusiepoort, erosie van de maagwand of lekkage van de band.11 Om deze redenen is de laatste jaren de populariteit van de maagband, zowel in Nederland als wereldwijd, snel afgenomen.4
Bij 20-50% van de patiënten met een maagband zal deze uiteindelijk verwijderd worden, waarbij een groot aantal van hen alsnog een RYGB of sleeve ondergaat.11-13
Gastric bypass en duodenal switch
De ingrepen die meer malabsorptie geven dan de RYGB, zoals de distale gastric bypass of de biliopancreatische diversie met duodenal switch, worden in Nederland weinig verricht. Doorgaans komen alleen patiënten met een BMI > 50 kg/m2 hiervoor in aanmerking. Bij deze ingrepen wordt een dusdanig groot deel van de dunne darm omgeleid dat malabsorptie ontstaat (figuur d). Deze operaties hebben daardoor een groter gewichtsverlies tot gevolg, maar zorgen tevens voor frequentere dunne ontlasting. Als deze patiënten na de operatie niet trouw hun multivitaminepreparaten innemen, krijgen zij snel ernstige deficiënties van eiwit, calcium en vetoplosbare vitamines.14,15
Effecten
Gewicht
Het totale gewichtsverlies (dat is het percentage gewichtsverlies van het totale preoperatieve gewicht) ligt 1 tot 2 jaar na een RYGB op gemiddeld 32%.16 Op de lange termijn neemt het gewicht bij de meeste patiënten weer toe, waardoor het resultaat na meer dan 10 jaar op een totaal gewichtsverlies van 25-27% uitkomt.16,17
Het gewichtsresultaat in de eerste jaren na de operatie is vrijwel gelijk voor de RYGB en de sleeve.18 Omdat de sleeve pas sinds deze eeuw als alleenstaande ingreep op grote schaal uitgevoerd wordt, zijn er nog weinig gegevens over het langetermijnresultaat.19 Het uiteindelijke effect van de operatie kan sterk variëren en is afhankelijk van diverse, vooral patiëntgerelateerde factoren. Het gewichtsverlies na een bariatrische ingreep is gemiddeld iets lager bij patiënten met een hogere leeftijd, bewegingsbeperking door artrose van heup of knie, of een niet-Nederlandse achtergrond.20-22 Ook psychische aandoeningen kunnen het resultaat negatief beïnvloeden.23 De belangrijkste factor is echter de postoperatieve compliantie met de nieuwe leefstijl. Die blijkt van tevoren moeilijk te voorspellen.
Diabetes mellitus type 2
Het effect van bariatrische chirurgie op de verschillende vormen van obesitasgerelateerde comorbiditeit is het meest uitgesproken bij patiënten met DM2. Na een RYGB verbetert vrijwel direct de insulinerespons, onafhankelijk van het gewichtsverlies. Dit heeft waarschijnlijk te maken met het incretine-effect. Doordat voedingsstoffen na de maaltijd sneller het ileum bereiken en minder verteerd zijn, is er een verhoogde afgifte van incretines door het ileum. Deze incretines hebben een stimulerend effect op de insuline-afgifte door de bètacellen van de pancreas.6
Daarnaast draagt de sterk verminderde inname van voedsel bij aan een snelle verbetering van de insulinegevoeligheid. De literatuur is niet eenduidig over het effect van de sleeve op DM2, maar het effect lijkt minder sterk dan na een RYGB. Bij patiënten met DM2 wordt dan ook vaak een RYGB aangeraden.24,25 Hoe langer de DM2 al aanwezig was en hoe hoger de preoperatieve glucosewaarden waren, des te kleiner is de kans op volledige remissie van de DM2.25,26 De preoperatieve BMI heeft geen invloed op de remissiekans.24,27 Bij 46-72% van de patiënten met DM2 is de diabetes 3 jaar na de RYGB in remissie (gedefinieerd als een HbA1c < 6,5% (47 mmol/mol) zonder medicatie).
Van de patiënten die preoperatief insulineafhankelijk waren, gebruikt 70-90% 3 jaar na de operatie geen insuline meer.19,25,28 Er zijn weinig gegevens over het effect van de RYGB op DM2 meer dan 3 jaar na de operatie. 80% van de patiënten die na 2 jaar in remissie zijn, is dit ook na 6 jaar nog.29
Overige comorbiditeit
Na gewichtsreductie door een RYGB of sleeve daalt de bloeddruk met gemiddeld 12 mmHg systolisch en 10 mmHg diastolisch.30 3 jaar na een RYGB is bij 30-50% van de patiënten de hypertensie in remissie, gedefinieerd als een bloeddruk beneden de streefwaarde zonder medicatie.18,19,31 Obstructief slaapapneusyndroom komt bij 75% van de patiënten in remissie; zij hebben daarvoor geen behandeling meer nodig.32 Drie kwart van de patiënten met artrose van heup of knie ondervindt 3 jaar na de operatie nog steeds verbetering in mobiliteit en pijn.33 Bovendien kunnen patiënten na bariatrische chirurgie vaak in aanmerking komen voor een gewrichtsprothese waar zij preoperatief niet geschikt voor bevonden werden.
Mortaliteit
De 10-jaarsmortaliteit van patiënten die bariatrische chirurgie ondergaan is gehalveerd ten opzichte van controlepersonen met een gelijke uitgangs-BMI. Bij geopereerde personen neemt zowel de sterfte aan cardiovasculaire als oncologische aandoeningen af.34,35
De individuele patiënt
Het kan voor de verwijzer een lastige afweging zijn of en wanneer een patiënt geschikt is voor bariatrische chirurgie. Een patiënt met veel obesitasgerelateerde comorbiditeit zal door de operatie een hogere directe gezondheidswinst behalen. Anderzijds heeft het voorkómen van comorbiditeit vaak juist de voorkeur.
Een voorwaarde is dat patiënten al verschillende serieuze pogingen hebben gedaan om op een conservatieve manier gewicht te verliezen. Daarnaast is een zekere mate van inzicht in de operatie en de gevolgen ervan een vereiste. Het is belangrijk dat de verwijzer zich realiseert dat patiënten vaak irreële verwachtingen hebben over het resultaat van de operatie.36 Het grootste deel van de patiënten zal ook na bariatrische chirurgie geen BMI van < 30 kg/m2 bereiken, laat staan < 25 kg/m2.
Bij een gemiddeld resultaat zal de patiënte uit de casus aan het begin van dit artikel 10 jaar na de operatie een gewicht van 100 kg hebben (BMI: 33,0 kg/m2); er is echter een aanzienlijke variatie tussen patiënten. Hoewel dit voor de morbiditeit en mortaliteit op de lange termijn een grote verbetering betekent, hopen patiënten ondanks adequate voorlichting vaak toch een BMI < 25 kg/m2 te bereiken. Zij kunnen hierdoor teleurgesteld zijn in het uiteindelijke resultaat.
Patiënten spreken vaak de hoop uit dat ze gelukkiger zullen worden na een bariatrische ingreep. De prevalentie van depressie neemt af in de eerste jaren na de ingreep en ook de gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven neemt sterk toe. Ook meer dan 5 jaar na de operatie is de kwaliteit van leven significant beter dan in een obese controlegroep. De mentale gezondheid, waaronder de score op het domein ‘geluk’ in de SF-36-vragenlijst, verbetert echter niet op de lange termijn.37,38
Er is weinig literatuur over het aandeel patiënten bij wie de bariatrische operatie niet het gewenste effect heeft. Juist deze patiënten raken vaak uit het zicht van behandelaars, waardoor ze in grote studies waarschijnlijk onvoldoende gerepresenteerd worden. Wij schatten dat minder dan 10% van de patiënten door klachten of een tegenvallend resultaat spijt krijgen van de ingreep.
Complicaties
De complicaties op de korte termijn zijn de bij elke operatie gebruikelijke complicaties zoals naadlekkage, infectie, bloeding en trombo-embolieën. De totale prevalentie hiervan bedraagt ongeveer 5%, zowel voor RYGB als sleeve.39,40 In centra met veel ervaring is de mortaliteit bij primaire bariatrische operaties < 0,2%.41,42 Mannelijk geslacht, hogere leeftijd, hogere BMI, roken en comorbiditeit verhogen het risico op complicaties.43,44 Het risico is ook hoger bij revisie-operaties na een eerdere bariatrische ingreep.45
In de eerste jaren na de operatie
De meest voorkomende chirurgische complicaties in de eerste jaren na de bariatrische operatie zijn naadulcera, naadstenose, inwendige herniatie en galsteenlijden. De prevalentie van naadulcera en naadstenose varieert van 1-5%.46,47 De kans op de ontwikkeling van galstenen wordt vergroot door het snelle gewichtsverlies. In de eerste 2 jaar na de operatie krijgt 8-15% van de patiënten symptomatisch galsteenlijden.48
Bij de RYGB ontstaan er door het creëren van de Roux-en-Y-constructie twee vensters in het mesenterium, waar dunnedarmlissen doorheen kunnen herniёren. Deze inwendige herniatie kenmerkt zich meestal door intermitterende, vaak aspecifieke, buikpijn. Beeldvormend onderzoek, zoals CT van het abdomen, laat veelal geen afwijkingen zien. Vaak kan de diagnose alleen doorlaparoscopie gesteld worden. Bij volledige strangulatie kan darmischemie ontstaan en is een acute operatie noodzakelijk. Als de ‘vensters’ peroperatief preventief gesloten worden – wat niet in alle centra gebruikelijk is – is de prevalentie van inwendige herniatie 2%.49
Complicaties op de lange termijn
De bekendste complicaties op de lange termijn zijn deficiënties van vitamines en mineralen. Alle patiënten dienen na de ingreep levenslang een multivitaminepreparaat te gebruiken. Er zijn diverse multivitaminepreparaten op de markt, waarvan sommige specifiek zijn ontwikkeld voor bariatrische patiënten. Deficiëntie van ijzer, calcium, vitamine D en vitamine B12 komen het vaakst voor, maar bij therapieontrouw worden ook deficiënties van vitamine A, B1, B6, E, K, foliumzuur en van diverse mineralen gezien.50
Mogelijk komen refluxklachten na een sleeve vaker voor, maar verder onderzoek is nog nodig om dit te bevestigen.51
Hypoglykemie na Roux-en-Y-gastric bypass
Specifieke complicaties van de RYGB zijn dumping en hypoglykemieёn. Dumping is een sympathische reactie op te veel of te snel aanbod van voedingsstoffen aan het proximale jejunum, met symptomen als transpiratie, palpitaties, misselijkheid en buikkramp. Hypoglykemieёn worden vooral veroorzaakt door de inname van enkelvoudige suikers, waaronder ook vruchtensuiker valt.
Het grootste deel van de patiënten met een RYGB blijkt bij onderzoek met continue glucosemonitoring hypoglykemieёn te hebben (glucose: < 3,3 mmol/l), meestal postprandiaal.52 Dit is waarschijnlijk het gevolg van het eerdergenoemde incretine-effect en kan dus zelfs als een normale respons bij de veranderde anatomie worden beschouwd. Het grootste deel van deze hypoglykemieёn is asymptomatisch. Patiënten die een glucosemeter voorhanden hebben, meten soms zelf hun glucose en schrikken dan van de lage glucosewaarde. Het is van belang met de patiënt te bespreken dat de lichaamseigen feedbackmechanismen bij deze hypoglykemieёn zorgen voor snelle correctie, en dat deze hypoglykemieёn dus niet te vergelijken zijn met een hypoglykemie bij toediening van exogeen insuline.
Een deel van de patiënten heeft symptomatische hypoglykemieёn, die zich kunnen uiten als aanvallen van duizeligheid of hartkloppingen. Deze patiënten hebben vaak baat bij een gericht dieetadvies, waarbij de nadruk ligt op frequent kleine porties eten, langzaam eten en het vermijden van ‘snelle’ suikers.53 Het innemen van druivensuiker of frisdrank werkt juist contraproductief omdat de snelle stijging van de plasmaglucoseconcentratie zorgt voor een hernieuwde overmatige insulinerespons.
Als dieetmaatregelen onvoldoende effect hebben, kan medicamenteuze behandeling met acarbose overwogen worden. Acarbose vertraagt de afbraak van koolhydraten uit de voeding tot monosachariden, met een geleidelijker stijging van de plasmaglucoseconcentratie als gevolg. In uitzonderlijke gevallen, waarbij bètacelhyperplasie (nesidioblastose) vaak een rol speelt, is behandeling met octreotide of chirurgie nodig.54,55
Follow-up
In de huidige kwaliteitsstandaard wordt van bariatrische centra verwacht dat zij patiënten onder controle houden tot minimaal 5 jaar na de operatie. Hierbij wordt aandacht gegeven aan gewicht, comorbiditeit en langetermijncomplicaties en worden laboratoriumcontroles gedaan van vitamines en mineralen. Na 5 jaar zouden bij de meeste patiënten de controles – in overleg – door de huisarts overgenomen kunnen worden. Ook op de lange termijn blijft het belangrijk aandacht te houden voor therapietrouw en een jaarlijkse controle uit te voeren, met name van de genoemde nutriënten waarbij kans op deficiënties bestaat.
Conclusie
Patiënten met morbide obesitas bij wie leefstijlmaatregelen onvoldoende effect hebben gehad, zouden gewezen moeten worden op de mogelijkheid van bariatrische chirurgie. De gezondheidswinst van een bariatrische operatie is inmiddels ook op de lange termijn bewezen en voor de meeste patiënten wegen de voordelen op tegen de nadelen. Op de lange termijn verliezen patiënten na Roux-en-Y-gastric bypass of sleeve 25% van hun totale gewicht. De 10-jaarsmortaliteit halveert en bij een meerderheid van de patiënten nemen diabetes mellitus type 2 en andere comorbiditeit af. Het overlijdensrisico van bariatrische chirurgie is tegenwoordig < 0,2%.
De verwijzer zou de patiënt moeten voorlichten over de verwachting voor het gewicht op de lange termijn. Het is belangrijk dat de patiënt wordt gewezen op de benodigde levenslange aanpassingen aan het dieet, de maatregelen om vitaminedeficiënties te voorkomen en mogelijke complicaties zoals galsteenlijden en huidoverschot. De Roux-en-Y-gastric bypass kan bovendien enkele specifieke complicaties geven die vaak pas laat herkend worden, zoals hypoglykemieёn en inwendige herniatie.
Laten we tot slot terugkijken naar de patiënte uit de inleiding. Zij komt inderdaad in aanmerking voor bariatrische chirurgie; de laparoscopische Roux-en-Y-gastric bypass lijkt het meest geschikt. Haar gewicht zal op de lange termijn – bij een gemiddeld resultaat – rond de 100 kg liggen en waarschijnlijk voorkomt de ingreep dat zij diabetes mellitus ontwikkelt.
Literatuur
Mechanick JI, Youdim A, Jones DB, et al. Clinical practice guidelines for the perioperative nutritional, metabolic, and nonsurgical support of the bariatric surgery patient2013 update: cosponsored by American Association of Clinical Endocrinologists, the Obesity Society, and American Society for Metabolic & Bariatric Surgery. Surg Obes Relat Dis. 2013;9:159-91. Medlinedoi:10.1016/j.soard.2012.12.010
Richtlijn Morbide obesitas. Utrecht: Nederlandse Vereniging voor Heelkunde; 2011.
De Brauw LM. Bariatrische chirurgie verdient meer ruimte. Med Contact (Bussum). 2015;70:356-8.
Buchwald H, Oien DM. Metabolic/bariatric surgery worldwide 2011. Obes Surg. 2013;23:427-36. Medlinedoi:10.1007/s11695-012-0864-0
Cummings DE, Weigle DS, Frayo RS, et al. Plasma ghrelin levels after diet-induced weight loss or gastric bypass surgery. N Engl J Med. 2002;346:1623-30. Medlinedoi:10.1056/NEJMoa012908
Jacobsen SH, Olesen SC, Dirksen C, et al. Changes in gastrointestinal hormone responses, insulin sensitivity, and beta-cell function within 2 weeks after gastric bypass in non-diabetic subjects. Obes Surg. 2012;22:1084-96. Medlinedoi:10.1007/s11695-012-0621-4
Terra X, Auguet T, Guiu-Jurado E, et al. Long-term changes in leptin, chemerin and ghrelin levels following different bariatric surgery procedures: Roux-en-Y gastric bypass and sleeve gastrectomy. Obes Surg. 2013;23:1790-8. Medlinedoi:10.1007/s11695-013-1033-9
Colquitt JL, Pickett K, Loveman E, Frampton GK. Surgery for weight loss in adults. Cochrane Database Syst Rev. 2014;(8):CD003641 Medline.
Ernst B, Thurnheer M, Wilms B, Schultes B. Differential changes in dietary habits after gastric bypass versus gastric banding operations. Obes Surg. 2009;19:274-80. Medlinedoi:10.1007/s11695-008-9769-3
Schweiger C, Weiss R, Keidar A. Effect of different bariatric operations on food tolerance and quality of eating. Obes Surg. 2010;20:1393-9. Medlinedoi:10.1007/s11695-010-0233-9
Shen X, Zhang X, Bi J, Yin K. Long-term complications requiring reoperations after laparoscopic adjustable gastric banding: a systematic review. Surg Obes Relat Dis. 2015;11:956-64. Medlinedoi:10.1016/j.soard.2014.11.011
Himpens J, Cadière GB, Bazi M, Vouche M, Cadière B, Dapri G. Long-term outcomes of laparoscopic adjustable gastric banding. Arch Surg. 2011;146:802-7. Medlinedoi:10.1001/archsurg.2011.45
Lazzati A, De Antonio M, Paolino L, et al. Natural history of adjustable gastric banding: lifespan and revisional rate. Ann Surg. 2017;265:439-456 Medline.
Homan J, Betzel B, Aarts EO, et al. Vitamin and mineral deficiencies after biliopancreatic diversion and biliopancreatic diversion with duodenal switch – the rule rather than the exception. Obes Surg. 2015;25:1626-32. Medlinedoi:10.1007/s11695-015-1570-5
Søvik TT, Aasheim ET, Taha O, et al. Weight loss, cardiovascular risk factors, and quality of life after gastric bypass and duodenal switch: a randomized trial. Ann Intern Med. 2011;155:281-91. Medlinedoi:10.7326/0003-4819-155-5-201109060-00005
Sjöström L. Review of the key results from the Swedish Obese Subjects (SOS) trial - a prospective controlled intervention study of bariatric surgery. J Intern Med. 2013;273:219-34. Medlinedoi:10.1111/joim.12012
Sjöström L, Lindroos AK, Peltonen M, et al; Swedish Obese Subjects Study Scientific Group. Lifestyle, diabetes, and cardiovascular risk factors 10 years after bariatric surgery. N Engl J Med. 2004;351:2683-93. Medlinedoi:10.1056/NEJMoa035622
Peterli R, Borbély Y, Kern B, et al. Early results of the Swiss Multicentre Bypass or Sleeve Study (SM-BOSS): a prospective randomized trial comparing laparoscopic sleeve gastrectomy and Roux-en-Y gastric bypass. Ann Surg. 2013;258:690-4. Medlinedoi:10.1097/SLA.0b013e3182a67426
Puzziferri N, Roshek TB III, Mayo HG, Gallagher R, Belle SH, Livingston EH. Long-term follow-up after bariatric surgery: a systematic review. JAMA. 2014;312:934-42. Medlinedoi:10.1001/jama.2014.10706
Admiraal WM, Bouter K, Celik F, et al. Ethnicity influences weight loss 1 year after bariatric surgery: a study in Turkish, Moroccan, South Asian, African and ethnic Dutch patients. Obes Surg. 2013;23:1497-500. Medlinedoi:10.1007/s11695-013-1017-9
Contreras JE, Santander C, Court I, Bravo J. Correlation between age and weight loss after bariatric surgery. Obes Surg. 2013;23:1286-9. Medlinedoi:10.1007/s11695-013-0905-3
Kubat E, Giori NJ, Hwa K, Eisenberg D. Osteoarthritis in veterans undergoing bariatric surgery is associated with decreased excess weight loss: 5-year outcomes. Surg Obes Relat Dis. 2016;12:1426-30. Medlinedoi:10.1016/j.soard.2016.02.012
Karmali S, Brar B, Shi X, Sharma AM, de Gara C, Birch DW. Weight recidivism post-bariatric surgery: a systematic review. Obes Surg. 2013;23:1922-33. Medlinedoi:10.1007/s11695-013-1070-4
Panunzi S, De Gaetano A, Carnicelli A, Mingrone G. Predictors of remission of diabetes mellitus in severely obese individuals undergoing bariatric surgery: do BMI or procedure choice matter? A meta-analysis. Ann Surg. 2015;261:459-67. Medlinedoi:10.1097/SLA.0000000000000863
Schauer PR, Bhatt DL, Kirwan JP, et al; STAMPEDE Investigators. Bariatric surgery versus intensive medical therapy for diabetes3-year outcomes. N Engl J Med. 2014;370:2002-13. Medlinedoi:10.1056/NEJMoa1401329
Panunzi S, Carlsson L, De Gaetano A, et al. Determinants of diabetes remission and glycemic control after bariatric surgery. Diabetes Care. 2016;39:166-74. Medlinedoi:10.2337/dc15-0575
Sjöholm K, Pajunen P, Jacobson P, et al. Incidence and remission of type 2 diabetes in relation to degree of obesity at baseline and 2 year weight change: the Swedish Obese Subjects (SOS) study. Diabetologia. 2015;58:1448-53. Medlinedoi:10.1007/s00125-015-3591-y
Ikramuddin S, Korner J, Lee WJ, et al. Durability of addition of roux-en-Y gastric bypass to lifestyle intervention and medical management in achieving primary treatment goals for uncontrolled type 2 diabetes in mild-to-moderate obesity: a randomized control trial. Diabetes Care. 2016;39:1510-18. Medlinedoi:10.2337/dc15-2481
Adams TD, Davidson LE, Litwin SE, et al. Health benefits of gastric bypass surgery after 6 years. JAMA. 2012;308:1122-31. Medlinedoi:10.1001/2012.jama.11164
Ikramuddin S, Korner J, Lee WJ, et al. Roux-en-Y gastric bypass vs intensive medical management for the control of type 2 diabetes, hypertension, and hyperlipidemia: the Diabetes Surgery Study randomized clinical trial. JAMA. 2013;309:2240-9. Medlinedoi:10.1001/jama.2013.5835
Wilhelm SM, Young J, Kale-Pradhan PB. Effect of bariatric surgery on hypertension: a meta-analysis. Ann Pharmacother. 2014;48:674-82. Medlinedoi:10.1177/1060028014529260
de Raaff CA, Coblijn UK, Ravesloot MJ, de Vries N, de Lange-de Klerk ES, van Wagensveld BA. Persistent moderate or severe obstructive sleep apnea after laparoscopic Roux-en-Y gastric bypass: which patients? Surg Obes Relat Dis. 2016;12:1866-72. Medlinedoi:10.1016/j.soard.2016.03.014
King WC, Chen JY, Belle SH, et al. Change in Pain and Physical Function Following Bariatric Surgery for Severe Obesity. JAMA. 2016;315:1362-71. Medlinedoi:10.1001/jama.2016.3010
Arterburn DE, Olsen MK, Smith VA, et al. Association between bariatric surgery and long-term survival. JAMA. 2015;313:62-70. Medlinedoi:10.1001/jama.2014.16968
Sjöström L, Narbro K, Sjöström CD, et al; Swedish Obese Subjects Study. Effects of bariatric surgery on mortality in Swedish obese subjects. N Engl J Med. 2007;357:741-52. Medlinedoi:10.1056/NEJMoa066254
Kaly P, Orellana S, Torrella T, Takagishi C, Saff-Koche L, Murr MM. Unrealistic weight loss expectations in candidates for bariatric surgery. Surg Obes Relat Dis. 2008;4:6-10. Medlinedoi:10.1016/j.soard.2007.10.012
Dawes AJ, Maggard-Gibbons M, Maher AR, et al. Mental health conditions among patients seeking and undergoing bariatric surgery: a meta-analysis. JAMA. 2016;315:150-63. Medlinedoi:10.1001/jama.2015.18118
Driscoll S, Gregory DM, Fardy JM, Twells LK. Long-term health-related quality of life in bariatric surgery patients: A systematic review and meta-analysis. Obesity (Silver Spring). 2016;24:60-70. Medlinedoi:10.1002/oby.21322
Anderin C, Gustafsson UO, Heijbel N, Thorell A. Weight loss before bariatric surgery and postoperative complications: data from the Scandinavian Obesity Registry (SOReg). Ann Surg. 2015;261:909-13. Medlinedoi:10.1097/SLA.0000000000000839
Stroh C, Köckerling F, Volker L, et al; Obesity surgery working group, competence network obesity. results of more than 11,800 sleeve gastrectomies. Ann Surg. 2016;263:949-55. Medlinedoi:10.1097/SLA.0000000000001559
Buchwald H, Estok R, Fahrbach K, Banel D, Sledge I. Trends in mortality in bariatric surgery: a systematic review and meta-analysis. Surgery. 2007;142:621-32. Medlinedoi:10.1016/j.surg.2007.07.018
Kolbe N, Carlin AM, Bakey S, Louwers L, Horst HM, Rubinfeld I. Assessing risk of critical care complications and mortality in the elective bariatric surgery population using a modified frailty index. Obes Surg. 2015;25:1401-7. Medlinedoi:10.1007/s11695-014-1532-3
Finks JF, Kole KL, Yenumula PR, et al; Michigan Bariatric Surgery Collaborative, from the Center for Healthcare Outcomes and Policy. Predicting risk for serious complications with bariatric surgery: results from the Michigan Bariatric Surgery Collaborative. Ann Surg. 2011;254:633-40. Medlinedoi:10.1097/SLA.0b013e318230058c
Stenberg E, Szabo E, Agren G, et al; Scandinavian Obesity Surgery Registry Study Group. Early complications after laparoscopic gastric bypass surgery: results from the Scandinavian Obesity Surgery Registry. Ann Surg. 2014;260:1040-7. Medlinedoi:10.1097/SLA.0000000000000431
Sudan R, Nguyen NT, Hutter MM, Brethauer SA, Ponce J, Morton JM. Morbidity, mortality, and weight loss outcomes after reoperative bariatric surgery in the USA. J Gastrointest Surg. 2015;19:171-8. Medline
Coblijn UK, Goucham AB, Lagarde SM, Kuiken SD, van Wagensveld BA. Development of ulcer disease after Roux-en-Y gastric bypass, incidence, risk factors, and patient presentation: a systematic review. Obes Surg. 2014;24:299-309. Medlinedoi:10.1007/s11695-013-1118-5
Lee JK, Van Dam J, Morton JM, Curet M, Banerjee S. Endoscopy is accurate, safe, and effective in the assessment and management of complications following gastric bypass surgery. Am J Gastroenterol. 2009;104:575-82. Medlinedoi:10.1038/ajg.2008.102
Plecka Östlund M, Wenger U, Mattsson F, Ebrahim F, Botha A, Lagergren J. Population-based study of the need for cholecystectomy after obesity surgery. Br J Surg. 2012;99:864-9. Medlinedoi:10.1002/bjs.8701
Stenberg E, Szabo E, Ågren G, et al. Closure of mesenteric defects in laparoscopic gastric bypass: a multicentre, randomised, parallel, open-label trial. Lancet. 2016;387:1397-404. Medlinedoi:10.1016/S0140-6736(15)01126-5
Ledoux S, Calabrese D, Bogard C, et al. Long-term evolution of nutritional deficiencies after gastric bypass: an assessment according to compliance to medical care. Ann Surg. 2014;259:1104-10. Medlinedoi:10.1097/SLA.0000000000000249
Oor JE, Roks DJ, Ünlü Ç, Hazebroek EJ. Laparoscopic sleeve gastrectomy and gastroesophageal reflux disease: a systematic review and meta-analysis. Am J Surg. 2016;211:250-67. Medlinedoi:10.1016/j.amjsurg.2015.05.031
Abrahamsson N, Edén Engström B, Sundbom M, Karlsson FA. Hypoglycemia in everyday life after gastric bypass and duodenal switch. Eur J Endocrinol. 2015;173:91-100. Medlinedoi:10.1530/EJE-14-0821
Kellogg TA, Bantle JP, Leslie DB, et al. Postgastric bypass hyperinsulinemic hypoglycemia syndrome: characterization and response to a modified diet. Surg Obes Relat Dis. 2008;4:492-9. Medlinedoi:10.1016/j.soard.2008.05.005
Myint KS, Greenfield JR, Farooqi IS, Henning E, Holst JJ, Finer N. Prolonged successful therapy for hyperinsulinaemic hypoglycaemia after gastric bypass: the pathophysiological role of GLP1 and its response to a somatostatin analogue. Eur J Endocrinol. 2012;166:951-5. Medlinedoi:10.1530/EJE-11-1065
Z’graggen K, Guweidhi A, Steffen R, et al. Severe recurrent hypoglycemia after gastric bypass surgery. Obes Surg. 2008;18:981-8. Medlinedoi:10.1007/s11695-008-9480-4
Vitamine K-tekort na bariatrische chirurgie
Hartelijk dank voor het uitstekende overzicht van de stand van zaken van bariatrische chirurgie. U behandelt echter niet de eventuele problemen met de bloedplaatjes, zoals die beschreven zijn door Johansson (1). Doorgaans zal dit bij de patiënten geen problemen opleveren, maar is wel interessant en kan ook van belang zijn tijdens zwangerschappen na bariatrische chirurgie. U behandelt niet wat te doen bij zwangerschap na bariatrische chirurgie, maar met name de deficiëntie van vitamine K kan ernstig uitpakken voor de baby. Hij kan reeds in de baarmoeder of tijdens de geboorte een bloeding ontwikkelen(2). Er wordt dan ook door onze zuiderburen gepleit voor extra controle van het vitamine K gehalte van de moeder en extra toedienen daarvan in de zwangerschap (3). Naast de vitamine K problemen kan ook het zeer lage serotonine gehalte bij de zwangere moeder een probleem vormen voor haar baby in utero. Serotonine wordt in het duodenum gemaakt uit het voedsel en dat voedsel komt er na de ingreep niet meer langs. Op den duur zal het jejunum deze functie wel overnemen maar dat kost jaren. Wij vonden bij een moeder vier jaar na de ingreep nog zeer lage serotonine gehalten in haar bloedplaatjes met ook nog functie stoornissen van haar bloedplaatjes. En de baby kan ook problemen krijgen met zijn stolling daardoor. Voorts wordt in de zwangerschap nogal eens paracetamol als pijnbestrijding voorgeschreven en hoe gaat het met de stofwisseling van dit medicament tijdens de zwangerschap, komt het in hogere concentratie in het bloed rond de villi van de placenta na een bariatrische ingreep en in de baby? Van paracetamol in hoge dosering zijn zowel negatieve effecten op de vitamine K stofwisseling als ook op de aggregatie van de bloedplaatjes beschreven. Daar is literatuur van.
Nogmaals veel dank voor uw prima artikel, maar hoe denkt u over de gevolgen van de bariatrische ingreep voor de zwangerschap en de baby?
1. Johansson H, Haenni A, Zethelius B. Platelet Counts and Liver Enzymes after Bariatric Surgery. Journal of Obesity http:// dxdoiorg/101155/2013/567984 2013.
2. Van Mieghem T, Van Schoubroeck D, Depiere M, Debeer A, Hanssens M. Fetal cerebral hemorrhage caused by vitamin K deficiency after complicated bariatric surgery. Obstetrics Gynecology. 2008;112:434-6.
3. Jans G, Guelinckx I, Voets W, Galjaard S, van Haard P, vansant G, et al. Vitamin K1 monitoring in pregnancies after bariatric surgery: a prospective cohort study. Surg Obes Relat Dis 2014;10(5):885-90.
Respons: vitamine K-tekort na bariatrische chirurgie
Hartelijk dank voor uw reactie. De consequenties voor een eventuele latere zwangerschap worden inderdaad niet behandeld in onze stand van zaken. Bij zwangerschappen in de eerste twee jaar na bariatrische chirurgie is er een verhoogd risico op dysmaturiteit en prematuriteit.(1) In deze studie was het risico op complicaties bij zwangerschappen langer dan twee jaar na de bariatrische chirurgie vrijwel vergelijkbaar met een controlepopulatie. Er wordt patiënten altijd afgeraden in de eerste twee jaar na bariatrische chirurgie zwanger te worden, vanwege het negatieve effect van het snelle gewichtsverlies op de zwangerschap.
Wij adviseren alle patienten om in geval van zwangerschap, ook langere tijd na bariatrische chirurgie, gedurende de zwangerschap extra controles van vitamines, ijzer en calcium te laten doen. Of vitamine K, maar bijvoorbeeld ook vitamine A, in dit standaardpakket hoort te zitten is niet duidelijk.(2)
In de praktijk wordt vrijwel nooit een verlengde prothrombinetijd gezien bij patiënten die bariatrische chirurgie hebben ondergaan. Het vitamine K van de moeder kan wel verlaagd zijn, zoals beschreven in het artikel dat u aanhaalt.(3) In hoeverre dit echter ook tot een verhoogd risico op neonatale bloedingen leidt is onbekend.
Tenslotte uw aanvulling over paracetamol. Medicatie-absorptie na bariatrische chirurgie is een bijzonder interessant punt. Met name de veranderingen in de pH van de maag en de functie van het duodenum spelen hierbij een belangrijke rol. Er zijn diverse observationele studies die een groot verschil beschrijven in farmacokinetiek van diverse medicijnen na Roux-en-Y gastric bypass.(4) Van onder andere dabigatran, tamoxifen en SSRI’s worden verlaagde spiegels beschreven.(5-7) De absorptie van paracetamol is juist verlaagd bij obesitas en normaliseert na bariatrische chirurgie.(8)
1. Parent B, JAMA Surg. 2017;152(2):1-8.
2. Gascoin G, Surg Obes Relat Dis. 2017;13(8):1384-91.
3. Jans G, Surg Obes Relat Dis. 2014;10(5):885-90.
4. Padwal R, Obes Rev. 2010;11(1):41-50.
5. Hachon L, Obes Surg. 2017;27(4):1076-90.
6. Lee D, Journal of Cardiology Cases.8(1):e49-e50.
7. Wills SM, Pharmacotherapy. 2010;30(2):217.
8. Goday Arno A, Obes Surg. 2017.