Samenvatting
Doel
Het inventariseren van het aantal families en patiënten met autosomaal dominante cerebellaire ataxieën (ADCA's) in Nederland om tot een schatting van de minimale prevalentie te komen en de relatieve frequentie van de verschillende SCA-mutaties te bepalen. Voorts het bestuderen van genotype-fenotypecorrelaties.
Opzet
Descriptief onderzoek en prevalentieberekening.
Methoden
Analyse van spinocerebellaire-ataxie(SCA)-mutaties is gebaseerd op de detectie van verlengde cytosine-adenine-guanine(CAG)-‘repeats’ in de genen SCA1, SCA2, SCA3, SCA6 en SCA7. Gekeken werd naar het aantal getypeerde families per SCA-locus, het aantal gendragers en klinisch aangedane individuen per familie, beginleeftijd en repeatlengte. Ouder-kindkoppels werden op anticipatie onderzocht. De prevalentie werd berekend op grond van het minimale percentage ADCA-families dat (nog) niet te genotyperen is (36).
Resultaten
Op de peildatum, 1 mei 2000, waren 137 ADCA-families met 382 klinisch aangedane individuen gegenotypeerd. De aantallen per genotype waren: SCA1: 15; SCA2: 14; SCA3: 64; SCA6: 28; SCA7: 16 families. De geschatte minimale prevalentie van ADCA in Nederland was 2,8/100.000. De variatie in lengte van de trinucleotiderepeat op de pathologische allelen kwam overeen met die in eerdere onderzoeken. Anticipatie met toename van de repeatlengte werd waargenomen in SCA2- en SCA3-families. Bij SCA3 verklaarde de repeatlengte 65 van de variantie in beginleeftijd van de ataxie.
Reacties