Samenvatting
Voor de toetsing van de resultaten van 1.233 mammapuncties, verricht bij 1.132 vrouwen gedurende de jaren 1985-1988, werd onderzocht of er van een minder tijdrovende procedure dan statusonderzoek gebruik gemaakt kon worden. Het landelijke geautomatiseerde bestand, waarin alle gegevens over cel- en weefseldiagnostiek per patiënt zijn gecentraliseerd (het Pathologisch Anatomisch Landelijk Geautomatiseerd Archief), bood daarbij de mogelijkheid te achterhalen of en zo ja met welk resultaat histologisch onderzoek van de mamma was verricht. Bij 476 punctaten bleek histologisch vervolgonderzoek beschikbaar. Bij afwijkende cytologische bevindingen zonder daaropvolgend histologisch onderzoek werd de einddiagnose bepaald op klinische gronden (bij 53 punctaten; 4,7 van de onderzochte vrouwen). Bij niet afwijkende cytologische bevindingen zonder verder cel- of weefselvervolgonderzoek werd de afwijking als benigne beschouwd. Met deze uiteindelijke diagnoses bleek het technisch goed mogelijk om een getalsmatige evaluatie van de aspiratiecytologie voor het laboratorium te krijgen. Deze karakteristieken zijn bruikbaar bij de besluitvorming of er, gegeven een bepaalde punctie-uitslag, wel of niet geopereerd moet worden bij vrouwen met een palpabele mammatumor, mits steeds gebruikt naast klinische en mammografische diagnostiek. De methode is ook geschikt voor evaluatie van andere vormen van cytodiagnostisch onderzoek.
Reacties