Samenvatting
Doel
Vaststellen van de huidige expertopinies met betrekking tot de diagnostiek en de behandeling van het leverceladenoom in Nederland.
Opzet
Schriftelijke enquête.
Methode
In 2005 werd naar de 20 ziekenhuizen met een tertiaire verwijsfunctie een enquêteformulier verstuurd met vragen over incidentie, diagnostiek, behandeling, beleid bij zwangerschap en follow-up van leveradenomen. Daarnaast werd gevraagd naar het behandelbeleid bij 5 fictieve patiëntencasussen.
Resultaten
Er reageerden 17 ziekenhuizen (85). Per centrum werden jaarlijks mediaan 52 patiënten met een solide levertumor gezien. Van hen had 1-40 een benigne afwijking met een differentiaaldiagnose van adenoom, focale nodulaire hyperplasie en hemangioom. In 15 klinieken (88) werd de diagnose ‘leveradenoom’ gesteld met multifasische spiraal-CT- of MRI-series na contrasttoediening. In 2 klinieken (12) was een histologisch biopt vereist voor de diagnose. In alle klinieken volgde men in eerste instantie een conservatief beleid: het staken van pilgebruik en radiologische controle. Patiënten met adenomen werden gevolgd met MRI, CT of echografie in verschillende tijdsschema’s. Een tumorgrootte > 5 cm en buikklachten waren redenen om te reseceren. In 5 klinieken (29) werden patiënten na chirurgie niet langer gevolgd. Indien meerdere factoren tegelijk een rol speelden (grootte, locatie, aantal, zwangerschapswens) varieerde het beleid sterk. Zwangerschap werd in 15 klinieken niet afgeraden, maar in 11 ziekenhuizen (65) werden wél voorwaarden gesteld: frequente controle, perifere locatie die ingrijpen mogelijk maakt, stabiele tumorgrootte en begrip van de risico’s.
Conclusie
Het beleid betreffende leverceladenomen is redelijk eenduidig in Nederland. Verschillen bestaan in de wijze waarop patiënten gecontroleerd worden en in de behandelstrategie bij patiënten indien meerdere factoren het beleid bepalen.
Ned Tijdschr Geneeskd. 2007;151:1345-51
Reacties