Zie ook het artikel op bl. 240.
Ontlediging van een hydrocele testis of een spermatocele door punctie, gevolgd door het achterlaten van een scleroserende vloeistof, is een eenvoudige en doeltreffende behandeling, die poliklinisch kan worden uitgevoerd. Deze therapie is goedkoop in vergelijking met de operatieve behandeling.1 De complicaties ervan zijn gering naar aard en aantal.1-5
Diagnostiek en indicatie
Een fluctuerende cyste in het scrotum moet in differentiaaldiagnostisch opzicht worden onderscheiden van de scrotumbreuk. De cyste zet zich niet als zodanig voort in het lieskanaal – bij palpatie ‘komt men er boven’ – en is bovendien bij diafanoscopie translucent (figuur 1). In de praktijk betreft het dan vrijwel altijd een hydrocele of een spermatocele. Het onderscheid tussen deze twee is niet altijd bij palpatie duidelijk, maar in principe is de spermatocele afzonderlijk te voelen van de testis en de hydrocele meestal niet.
Voor de hier aan de orde…
(Geen onderwerp)
Nijmegen, februari 1990,
In zijn artikel beschrijft collega Bender de behandeling van een hydrocele testis of een spermatocele door punctie, gevolgd door het achterlaten van een scleroserende vloeistof, als een eenvoudige en doeltreffende behandeling (1990;224-6). Terloops vermeldt hij dat het verstandig lijkt de scleroseringsbehandeling te beperken tot patiënten die de reproduktieve levensfase te boven zijn.
Het is echter jammer dat hij deze beperking niet in de titel van zijn artikel vermeldt. Te gemakkelijk wordt over een dergelijke zin heen gelezen en het zou zeer schadelijk zijn, indien een dergelijke methode bij jonge mannen en zeker bij kinderen zou worden toegepast. Onze zorg wordt ingegeven door het feit dat een dergelijke therapie bij kinderen toch, zoals de praktijk leert, nog wel eens wordt overwogen. Een waarschuwing is derhalve misschien niet geheel misplaatst.
(Geen onderwerp)
's-Gravenhage, februari 1990,
Collega Festen waarschuwt in zijn reactie voor schade, die hij vervolgens niet preciseert. Op grond van de histopathologie van vooral de spermatocele zou na sclerosering een chemische epididymitis kunnen ontstaan, maar een beschrijving van een dergelijke complicatie is ons uit de literatuur niet bekend, terwijl ook de importeur van polidocanol er geen documentatie over bezit.
Aangezien in een zo simpel en kort artikel maar liefst tweemaal een zinsnede wordt gewijd aan een vooralsnog theoretische verwikkeling, meen ik niet dat het gaat over een ‘terloopse vermelding’ en zeker zie ik niet in waarom in de titel een contra-indicatie zou moeten worden genoemd voor een behandeling, die in de pediatrie niet meer dan ‘wel eens wordt overwogen’.
(Geen onderwerp)
Utrecht, februari 1990,
Met plezier hebben wij kennis genomen van de goede resultaten van collega Bender bij de behandeling van hydrocele testis met behulp van aspiratie en sclerosering (1990;224-6). Dit omdat wij de laatste jaren zelf meer en meer tot de overtuiging zijn gekomen dat cysteuze laesies in diverse orgaansystemen bij klachten primair voor deze behandelingsmethode, vaak onder geleide van echoscopie, in aanmerking komen. Kort geleden beschreven wij onze eigen goede resultaten bij sclerotherapie van solitaire niercysten.1 Naast de behandeling van hydrocele testis en epididymiscysten is de methode ook succesvol gebleken bij de behandeling van schildkliercysten en ovariumcysten.
In plaats van polidocanol gebruikten wij een 1% tetracycline-oplossing. De scleroserende werking van tetracycline hangt waarschijnlijk samen met het zure karakter van de oplossing (pH 2,0-3,5, afhankelijk van de concentratie). Veel patiënten zijn reeds bekend met het gebruik van tetracyclinen als antibioticum, zodat men vaak op de hoogte kan zijn van het bestaan van overgevoeligheid. Anafylactische reactie na het gebruik van polidocanol werd door Stricker et al. in hetzelfde nummer beschreven (1990;240-2). Een ander belangrijk voordeel van tetracycline is de combinatie van sclerosans met antibioticum. De resorptie van tetracycline wordt sterk vertraagd door de op gang gebrachte ontstekingsreactie in het omliggende weefsel, zodat de antibiotische werking enkele dagen aanhoudt en er een extra bescherming is tegen bacteriële infecties. Evenals Bender zijn ook wij tot de conclusie gekomen dat de optimale hoeveelheid toe te dienen sclerosans circa 10% van de inhoud van de cyste bedraagt.
Onzes inziens kan het aantal belastende chirurgische ingrepen bij diverse aandoeningen in belangrijke mate worden gereduceerd door frequenter gebruik van sclerotherapie.
Ent CK van der, Dalen A van, Enterman JH. Antibiotic sclerotherapy for renal cysts. Fortschr Röntgenstr 1989; 150: 339-41.
(Geen onderwerp)
's-Gravenhage, februari 1990,
De collegae Van der Ent en Van Dalen, die ik dank voor hun reactie, staan niet alleen in hun overtuiging, dat symptomatische cysteuze laesies vaak primair voor een aspiratie-sclerosering in aanmerking komen. Het zou best eens kunnen zijn, dat vergelijkend onderzoek tot de conclusie zou voeren, dat voor een breed spectrum aan cysteuze aandoeningen een tetracycline-oplossing het beste middel is.
Een zeer belangrijk punt is vanzelfsprekend ons gemeenschappelijk inzicht, dat het aantal operaties kan verminderen, wanneer een sclerosering even goed is. In tijden van budgettaire krapte, met zijn tekorten aan operatiekamerpersoneel en oplopende wachtlijsten, kan een dergelijke ontwikkeling slechts worden verwelkomd.