In Nederland zijn naar schatting circa 4000 mensen als dierverzorger, biotechnicus of onderzoeker betrokken bij het onderzoek met proefdieren. Allergie voor proefdieren is bij deze groepen de belangrijkste arbeidsgebonden ziekte. Deze aandoening tast de kwaliteit van het leven aan, bemoeilijkt het beroepsmatige functioneren en leidt in veel gevallen tot arbeidsongeschiktheid voor het werken met proefdieren.
Pas in de laatste 2 decennia krijgt dit probleem gerichte aandacht in de literatuur. De beschikbare kennis en onderzoeksinstrumenten schieten nog tekort voor een bevredigende onderbouwing van preventieve maatregelen op de werkplek. Hetzelfde geldt voor een verantwoorde selectie en advisering van (potentiële) proefdierwerkers bij de aanstellingskeuring.
Klinisch beeld
Proefdierallergie kan gedefinieerd worden als een overwegend IgE-gemedieerde directe allergische reactie (type I volgens de indeling van Gell en Coombs). Vaak volgt enkele uren na de directe reactie een late reactie. De eerste treedt op onmiddellijk na contact met allergenen afkomstig van vacht of huidschilfers, speeksel, urine…
Reacties