Aderlating; een verdwenen populair therapeuticum

Perspectief
J.N. Keeman
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2007;151:206-11
Abstract

Samenvatting

Aderlating of bloedontlasting, gebaseerd op de humorale pathologie van Hippocrates en Galenus, werd duizenden jaren op verschillende manieren toegepast: flebotomie, ‘koppen zetten’ en toepassing van bloedzuigers. Er bestond een ruime indicatie om deze behandeling uit te voeren. P.C.A.Louis toonde in de 19e eeuw aan dat verbloeding bij pneumonie geen optimale therapie was. Zijn studie was opgezet volgens de eerste epidemiologische principes. Deze droeg bij aan het verdwijnen van aderlating, tezamen met de opkomst van de cellulaire pathologie van Virchow. Bloedzuigerbehandeling heeft in de 21e eeuw nog een plaats in de geneeskunde door toepassing van enzymen uit het speeksel van de bloedzuiger.

Ned Tijdschr Geneeskd. 2007;151:206-211

Auteursinformatie

Contact Hr.dr.J.N.Keeman, chirurg n.p., Herman Heijermansweg 29, 1077 WK Amsterdam (jnkeeman@xs4all.nl)

Verbeteringen
Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Groningen, januari 2007,

Collega Keeman (2007:206-11) beschrijft het baanbrekende onderzoek van Louis naar de sterfte door vroege en late aderlating. Vroege aderlating zou gepaard gaan met meer sterfte (43 versus 25%). Narekening van de tabel met gegevens over aderlating bij pneumonie op dag 1-4 en 5-9 en over sterfte geeft bij tweezijdig testen een p-waarde van 0,152 (exacte toets van Fisher; Statistical Package for the Social Sciences (SPSS, Gorinchem, versie 11)). Het verschil is dus statistisch niet significant. Daarnaast melden verschillende auteurs dat het gaat om een groep van 77 in plaats van de door Keeman genoemde 78 patiënten (Morabia A. Pierre Charles-Alexandre and the evaluation of bloodletting; www.jameslindlibrary.org).1 2 Verder klopt het door Keeman genoemde percentage herstelde patiënten in de vroeg behandelde groep, 43, niet. Morabia noemt 44%. Andere auteurs noemen een aantal van 18 overleden patiënten in de vroeg behandelde groep van 41 patiënten, wat overeenkomt met een percentage van 44. In de tabel moet het aantal op dag 1-4 behandelde patiënten van n = 42 dus vervangen worden door n = 41. Als wij de exacte toets van Fisher uitvoeren met de nieuwe gegevens, krijgen wij een p-waarde van 0,098. Het verschil is ook dan niet statistisch significant.

A. Knol
Literatuur
  1. Crilly M. Evidence based bloodletting. BMJ. 2001;322:854.

  2. Best M, Neuhauser D. Pierre Charles Alexandre Louis: master of the spirit of mathematical clinical science. Qual Saf Health Care. 2005;14:462-4.

Amsterdam, januari 2007,

Inderdaad is, zoals collega Knol aangeeft, in de tabel een fout geslopen en bedraagt het aantal van de in de eerste vier dagen verbloede patiënten 41 en niet 42.1 De vermelde percentages zijn echter juist, omdat ze gebaseerd zijn op de reeds aangehaalde tekst van Louis zelf: ‘[. . .] men heeft, in aangegeven volgorde, enerzijds 41 personen, van wie 18, of ongeveer driezevende, zijn bezweken, en anderzijds, 36, van wie 9, of slechts een vierde, hetzelfde lot hadden ondergaan. Verschrikkelijk resultaat, absurd.’ [Nederlandse vertaling.]

‘Drie zevende’ heb ik vertaald naar 43% en ‘een vierde’ naar 25%. Ondanks mijn foutieve opgave van het aantal blijven deze percentages staan. Louis is dus geschrokken van het verschil tussen drie zevende en een vierde. De berekeningen van Louis zijn handwerk en ik vraag mij af of het historisch gezien geoorloofd en zinvol is, hierop moderne statistische berekeningen los te laten.

J.N. Keeman
Literatuur
  1. Louis PCA. Recherche sur les effets de la saignée dans plusieurs maladies inflammatoires et sur l’action de l’émétique et des vésicatores dans la pneumonie. Parijs: Librairie de l’Académie Royale de Médecine; 1835. p. 17.

Den Haag, januari 2007,

Voor geïnteresseerden in de geschiedenis van de aderlating kunnen bij de literatuuropgave in het artikel van collega Keeman (2007:206-11) de volgende gegevens worden aangevuld. Allereerst is er het proefschrift van de voormalige Amsterdamse huisarts H.R.Hefting. In 1942 promoveerde deze bij Van Rijnberk op een dissertatie getiteld De geschiedenis van de bloedtransfusie.1 2 Van de 85 bladzijden die het proefschrift telt, zijn de bladzijden 20 tot en met 34 gewijd aan de geschiedenis van de aderlating. Vervolgens vermeldt Hefting in dit hoofdstuk een dissertatie uit 1869 van J.H.Gentis, getiteld Over bloedontlasting bij ziekte.3

J. Schouten
Literatuur
  1. Lindeboom GA. A classified bibliography of the history of Dutch medicine 1900-1974. Den Haag: Martinus Nijhoff; 1975. p. 324-5 en 328.

  2. Hefting HR. De geschiedenis van de bloedtransfusie [proefschrift]. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam; 1942.

  3. Gentis JH. Over bloedontlasting bij ziekte [proefschrift]. Leiden: Rijksuniversiteit Leiden; 1869.

Amsterdam, februari 2007,

De proefschriften van Gentis en Hefting die collega Schouten noemt, geven niet echt nieuwe gezichtspunten, maar als aanvullende informatiebronnen zijn ze interessant. Was voor Hefting de aderlating geschiedenis, voor Gentis was die nog realiteit. Zo vermeldt hij dat in 1869 de methode-Broussais in ons land weliswaar al verlaten is, maar beveelt hij toch de aderlating bij de beginnende pneumonie aan, die door ‘eene ruime venaesectie binnen enge grenzen’ beperkt kon worden. Het werk van Louis was nog niet doorgedrongen.

J.N. Keeman