Samenvatting
– Acute dystonie is een bijwerking van antipsychotische medicatie; vrijwel altijd ontstaat de aandoening enkele dagen na het beginnen met een dopamineblokkerend middel of na het aanzienlijk verhogen van de dosis.
– Bij acute dystonie zijn er abnormale houdingen of spasmen van de spieren van hoofd, hals, ledematen of romp.
– Het risico op acute dystonie hangt sterk af van eventueel aanwezige risicofactoren: lage leeftijd, mannelijk geslacht, cocaïnegebruik, voorgeschiedenis van acute dystonie, en gebruik van een hoogpotent antipsychoticum in normale dosering.
– Het oorzakelijke mechanisme achter acute dystonie is niet goed bekend: zowel toe- als afname van de striatale dopaminetransmissie wordt als oorzaak genoemd.
– Ook dopamineblokkerende middelen die niet gebruikt worden als antipsychotica, maar bijvoorbeeld als anti-emetica, kunnen acute dystonie veroorzaken.
– Anticholinergica zijn uiterst effectief bij zowel de behandeling als de preventie van acute dystonie.
– Profylaxe van acute dystonie is aangewezen bij patiënten in de risicogroepen.
(Geen onderwerp)
Maastricht, januari 1998,
In zijn heldere overzichtsartikel over acute dystonie als bijwerking van antipsychotica schreef collega Van Harten terecht dat acute dystonieën bij de nieuwere atypische antipsychotica veel minder vaak worden waargenomen dan bij de klassieke (1997:1471-4). Ook meldt hij dat acute dystonie ten gevolge van olanzapinegebruik nog niet beschreven is in de literatuur.
Onlangs zag ik een patiënte bij wie de acute dystonieën zeer waarschijnlijk wél met het gebruik van olanzapine te maken hadden. Het betrof een 27-jarige vrouw die leed aan lupus erythematodes disseminatus (SLE), overigens zonder tekenen van cerebrale betrokkenheid. Zij werd in consult gezien nadat een maniform toestandsbeeld was ontstaan op basis van de hoge doses prednison waarmee zij werd behandeld. Aanvankelijk zou zij hiervoor behandeld worden met haloperidol, maar na een eerste orale dosis van 5 mg ontstond een acute torticollis, die behandeling met biperideen i.m. noodzakelijk maakte. Hierna werd besloten haar met olanzapine te behandelen, in een dosering van 5 mg 2 dd. Na 2 dagen begon patiënte te klagen over onwillekeurige en krachtige extensiespasmen van de vingers en de duim van de rechter hand. Deze traden op tot meer dan 10 keer per dag en duurden steeds slechts enkele seconden. Toen deze klachten gedurende 5 dagen aanhielden, werd besloten opnieuw van medicatie te veranderen. Op risperidon 4 mg 2 dd traden geen dystonieën op. Het maniforme toestandsbeeld was toen reeds grotendeels in remissie. Tijdens de beschreven periode werd de overige medicatie, bestaande uit ranitidine, hydrochloorthiazide en enalapril, alsook de dosis prednison, constant gehouden. Alhoewel de patiënt geen ‘rechallenge’ met olanzapine onderging, lijkt er geen andere plausibele verklaring voor het ontstaan van de acute dystonieën dan het gebruik van olanzapine.
In tegenstelling tot wat Van Harten schrijft, wordt in enkele recente onderzoekspublicaties wel van deze potentiële bijwerking van olanzapine melding gemaakt. Beasly et al. rapporteerden acute dystonieën bij 0,4% van 1336 behandelde patiënten, terwijl Tran et al. een percentage van 1,4 bij 1796 patiënten meldden.12 Klinisch relevante dystonieën zijn echter zeer zeldzaam en bij literatuuronderzoek heb ik geen gevalsbeschrijvingen kunnen vinden. De beschreven casus illustreert echter wel dat ook bij de moderne antipsychotica als olanzapine met de mogelijkheid van acute dystonie rekening moet worden gehouden.
Beasley jr CM, Tollefson GD, Tran PV. Safety of olanzapine. J Clin Psychiatry 1997;58 Suppl 10:13-7.
Tran PV, Dellva MA, Tollefson GD, Beasley jr CM, Potvin JH, Kiesler GM. Extrapyramidal symptoms and tolerability of olanzapine versus haloperidol in the acute treatment of schizophrenia. J Clin Psychiatry 1997;58:205-11.
(Geen onderwerp)
Heerlen, februari 1998,
Collega Leentjens beschrijft een jonge vrouw met SLE die na het starten met haloperidol torticollis kreeg. Een dag later wordt de haloperidol vervangen door olanzapine en na 2 dagen krijgt patiënte trekkingen, telkens gedurende enkele seconden in een hand. De torticollis is onmiskenbaar een acute dystonie, daar het een aanhoudend spasme betreft, dat goed reageert op biperideen. De aanvalsgewijs optredende spiercontracties tijdens behandeling met olanzapine lijken echter niet op een dystonie. Ze zijn niet aanhoudend en daarnaast zou men bij een recidief opnieuw een torticollis verwachten. Verder is de reactie op een anticholinergicum niet getest. Differentiaaldiagnostisch lijken partiële motorische epileptische verschijnselen in aanmerking te komen. Vrijwel elk antipsychoticum, en olanzapine is daarop geen uitzondering, verlaagt de prikkeldrempel voor epileptische insulten.1 Helaas is er geen 24-uurs-EEG gemaakt om deze mogelijkheid te onderzoeken. Myoklonieën lijken onwaarschijnlijk omdat daarbij de spasmen veel korter duren.
De casus bevat een aantal interessante beslismomenten. Ten eerste: het overschakelen van haloperidol op olanzapine. Als haloperidol een acute dystonie veroorzaakt die goed reageert op biperideen kan haloperidol gewoon worden voortgezet onder toevoeging van een anticholinergicum gedurende 7 dagen, zoals beschreven in mijn artikel. Mogelijk dat in de consultatieve dienst ‐ waar de gepresenteerde problemen vaak complex zijn ‐ terughoudendheid bestaat in het voorschrijven van anticholinergica vanwege de anticholinerge bijwerkingen zoals urineretentie, verwardheid en geheugenstoornissen. Bij de beschreven patiënte lijkt het gevaar op anticholinerge bijwerkingen echter gering. Ten tweede: het overzetten van olanzapine op weer een ander antipsychoticum, risperidon. Na 8 dagen op eenzelfde dosering antipsychotica is de kans op een recidief van een acute dystonie erg klein. Acute dystonie treedt vrijwel altijd op binnen 4 dagen na het starten of verhogen van de dosis van een antipsychoticum.
Tollefson GD, Beasley jr CM, Tran PV, Street JS, Krueger JA, Tamura RN, et al. Olanzapine versus haloperidol in the treatment of schizophrenia and schizoaffective and schizophreniform disorders: results of an international collaborative trial. Am J Psychiatry 1997;154:457-65.