Vaak zijn klachten op hun hevigst als patiënten bij de arts komen, en worden ze ook zonder ingrijpen minder. Dat kan komen door een fenomeen dat we regressie naar het gemiddelde noemen. Een huisarts neemt dat mee als die zegt ‘kijk het nog een paar dagen aan’, om te controleren of de klachten afnemen. In medisch onderzoek houden we hier ook rekening mee, door een controlegroep te vormen waarmee we kunnen vergelijken.
‘Het is mislukt’, antwoordt STATnews-journalist Damian Garde in een podcast, als hem gevraagd wordt naar de uitkomst van een recente klinische trial naar ernstige depressie.1 Even later voegt hij toe hoe moeilijk het is om dit soort klinisch onderzoek te doen. Depressieklachten variëren namelijk. Vind maar eens een groep patiënten die vergelijkbaar is. Sterker nog, depressieklachten zijn in de ene periode niet eens vergelijkbaar met de andere – bij dezelfde patiënt. De studie probeerde die variatie te temmen met een strenge selectie: drie verschillende professionals, onafhankelijk van elkaar, deden de inclusie zonder kennis van het patiëntverleden. Dit in de hoop op een voorspelbaar verloop. En dan nog zagen ze van het nieuwe middel geen effect.
De trial waar Garde het over heeft, vergelijkt een willekeurig toegewezen placebogroep met een willekeurige groep patiënten die het nieuwe antidepressivum PRAX-114 kreeg.2 Wat de onderzoekers dus niet vonden, was een verschil tussen…
Reacties