Samenvatting
Carpaletunnelsyndroom (CTS) is een klinische syndroomdiagnose. Er is geen universele referentietest voor het vaststellen van CTS.
Bij patiënten met een klinisch beeld dat voldoet aan de typische kenmerken van CTS kan de diagnose gesteld worden zonder aanvullend onderzoek. In dat geval kan de arts direct overgaan tot het bespreken van de behandelopties aan de hand van de Consultkaart CTS.
Het gebruik van provocatietests, vragenlijsten en handdiagrammen wordt afgeraden vanwege hun beperkte diagnostische waarde.
Aanvullend onderzoek is geïndiceerd wanneer een patiënt niet alle typische kenmerken van CTS vertoont of wanneer er twijfel bestaat over de diagnose. Indien beschikbaar verdient zenuwechografie de voorkeur; zenuwgeleidingsonderzoek is een goed alternatief.
Vanuit het oogpunt van kwaliteit van zorg, patiëntvriendelijkheid en efficiëntie is het aan te bevelen dat de eerste en tweede lijn afspraken maken over het zorgpad voor patiënten bij wie CTS vermoed wordt.
Reacties