Zorgverleners moeten werken onder omstandigheden die vrágen om ongelukken. Maar als het fout gaat, krijgt het individu de schuld. Tijd voor hardere actie, zegt IGJ-inspecteur Ian Leistikow: ‘Patiënten hebben meer aan systeemverandering dan aan artsen die afbranden.’
artikel
Toen hij nog een jonge arts was, was het voor Ian Leistikow kraakhelder: als je een medische fout maakt, is het je eigen schuld. Tijdens zijn geneeskundestudie had hij niet geleerd dat hij als zorgverlener fouten zou gaan maken, laat staan hoe daarmee om te gaan en hoe ze te voorkomen. ‘Toen het ook voor mij zo ver was, dacht ik: Wat ben ik voor idioot? Waarom heb ik dit gedaan?’
Het waren de sociale dynamiek en de gebrekkige begeleiding die hem als psychiater in opleiding zwaar vielen. ‘Brute automutilaties, suïcides, en geen van de psychiaters vroeg ooit: “Hoe gaat het eigenlijk?” Er was een totaal gebrek aan empathie. Zo wilde ik niet worden.’
Hij besloot te stoppen met praktiseren en zich op patiëntveiligheid te richten. Sinds 2011 werkt hij als inspecteur bij de IGJ. In 2014 verscheen zijn boek Voorkomen is beter, een bundel met analyses van vijftien waargebeurde calamiteiten. ‘Het was het boek dat ik zelf had willen lezen als student. Inmiddels weet ik: calamiteiten zijn vrijwel nooit terug te voeren naar één individu. Dat heeft me milder gemaakt, ook naar mezelf.’
‘Het is schokkend hoe weinig zorgverleners van veiligheidskunde afweten’, schreef je in je boek. Hoe is dat nu, tien jaar later?
‘Dat is nog maar weinig verbeterd. Het relatieve aantal potentieel vermijdbare sterfgevallen is niet gedaald. De zorg heeft geen enkele interesse getoond in de expertise van veiligheidsdeskundigen. Daarom is de subdivisie van de Nederlandse Vereniging voor Veiligheidskunde die zich hierop richtte, opgeheven. Zorgverleners denken snel: “Ik werk al twintig jaar in deze sector, wie ben jij om mij te vertellen hoe ik mijn werk moet doen?” Ondertussen gaan ze zelf aan de slag met calamiteitenanalyses. Maar de veiligheidsmaatregelen die daaruit voortkomen, zijn nog te vaak van het niveau “volgende keer beter lezen” of “volgende keer richtlijn volgen”. Dat heeft volkomen geen effect.’
Waarom niet?
‘Het zijn adviezen die gericht zijn op individuen, van wie wordt verwacht dat ze altijd topprestaties leveren. Je moet altijd een negen of een tien zijn, en voor mindere dagen is er geen vangnet. Terwijl we allemaal wel eens een zesje of een vijf zijn. Door slaaptekort, door persoonlijke problemen, of gewoon doordat het niet elke dag perfect kan gaan. Maar we passen de zorg daar niet op aan, er is geen flexibiliteit. Je kunt dan de schuld geven aan een individu dat een fout maakt op een wat mindere dag, maar in feite zit daar een heel systeem omheen dat faalt. Kijk eens naar de omstandigheden waarin je zorgverleners laat werken. Als je slechtzienden zonder lenzen op een fiets zet en “rijden maar” zegt, moet je niet verbaasd zijn als ze ergens tegenaan knallen.’
Over wat voor omstandigheden heb je het nu?
‘Bijvoorbeeld over aiossen die voor 36 uur betaald krijgen, voor 48 uur ingeroosterd worden en 60 uur moeten werken. Er wordt geaccepteerd dat zorgverleners door personeelstekorten zo veel patiënten onder hun hoede krijgen dat ze essentiële delen van de zorg niet meer kunnen verlenen. We brengen ze in een situatie waarin het fysiek onmogelijk is om optimaal te presteren. Vervolgens gaat het mis en zeggen we: “Jij had het beter moeten doen.”
Neem iets simpels als moeheid. Als iets misgaat, wordt zelden de vraag gesteld of de betrokken zorgverlener moe was. In alle duizenden calamiteitenrapportages die ik heb gezien in al die jaren bij de IGJ, heb ik nooit gelezen dat iemand moe was. Terwijl iedereen weet dat dit wel eens een rol speelt. Maar als het nooit wordt benoemd, wordt er ook niets aan gedaan.’
Hoe maakbaar zijn die omstandigheden? Waarschijnlijk zullen we in de toekomst met minder personeel voor steeds meer mensen moeten zorgen.
‘Dit is niet alleen een medisch probleem, het is met name een maatschappelijk probleem. En dat dringt onvoldoende door als zorgverleners elke keer voor een quick fix gaan. Net even wat harder werken, net die extra patiënt erbij. Het zijn houtje-touwtjeoplossingen. Je handelt in het belang van de individuele patiënt die voor je zit, maar op macroniveau is dit schadelijk.
Zolang niemand iets zegt, is ook de omvang van het probleem niet zichtbaar. Als jij geen goede zorg kunt verlenen, moet je weigeren. Dan wordt het de verantwoordelijkheid van je supervisor, de bestuurders, het ministerie. Dan wordt het een maatschappelijke discussie, zoals we die ook hebben gevoerd tijdens de covidpandemie. Toen konden we eindelijk wel het gesprek voeren over hoe we de zorg gingen inrichten, over wat zorgverleners nodig hadden om in deze extreme omstandigheden hun werk goed te kunnen doen, over hoe je patiënten een reëel beeld kunt geven van behandelmogelijkheden.’
Hoe realistisch is het om van zorgverleners te vragen dat ze weigeren zorg te verlenen? Dat is lijkt me zeker voor jonge artsen moeilijk.
‘Je kunt als supervisor gewoon niet verwachten dat beginnende artsen het probleem gaan oplossen. Het is toch eigenlijk heel vreemd om een anios drie piepers te geven en te zeggen: bel maar als je het niet meer trekt? De nood moet wel heel hoog zijn voordat je dan belt. Veel jonge artsen denken dat ze hun opleidingsplek dan wel kunnen vergeten. Maar de huidige zorgvraag is echt een groot maatschappelijk probleem. Ik denk daarom dat je als jonge zorgverlener een grens moet trekken: Dít is wat ik kan en als je me nóg een patiënt geeft, kan ik geen goede zorg meer verlenen.’
Maar wat als die patiënt daardoor geen zorg zou krijgen?
‘Een kenmerk van zorgverleners is dat ze zich graag inzetten voor anderen. Ik begrijp dus goed dat ze op zo’n moment handelen in het belang van die individuele patiënt. Maar er komt een punt waarop je moet zeggen: ik doe dit niet. Dat is hard en die ene patiënt heeft daar last van. Maar het is ook belangrijk om problemen zichtbaar te maken. Uiteindelijk zijn patiënten er meer mee geholpen als er een systeemverandering komt. Ze hebben er niets aan als goede zorgverleners afbranden.’
Wie gaat de zorg helpen bij die verandering?
‘Gedragspsychologen, veiligheidsdeskundigen, ergonomen en ontwerpers; mensen wier vak het is te zorgen voor een omgeving die past binnen de bandbreedte van wat we veilig en acceptabel vinden. Uit calamiteitenbesprekingen haal je bijvoorbeeld veel meer als je er veiligheidsdeskundigen bij betrekt. Patiëntveiligheid is geen bijzondere vorm van zorg, het is een bijzondere vorm van veiligheid. Om te begrijpen onder welke omstandigheden iemand een beslissing neemt en hoe we die omstandigheden kunnen verbeteren, heb je die expertise nodig.
In bredere zin zie ik daarin ook een rol voor de IGJ. Wij zijn bij uitstek gepositioneerd om het macro-verhaal te zien op basis van de meldingen uit de praktijk. Wij veralgemeniseren en brengen die risico’s in kaart. Vervolgens is de vraag: in welke mate is het individu hierin nog verantwoordelijk te houden en wat accepteren we? Mijn collega’s van het toezicht op de jeugdzorg hebben bijvoorbeeld besloten de staatssecretaris te melden dat het systeem waarbinnen jeugdbescherming plaatsvindt niet meer voldoet, in plaats van door te gaan met het onder druk zetten van individuele jeugdzorginstellingen om hun werk beter te doen.’
Je pleit voor systeemdenken in plaats van schulddenken. Wanneer zijn fouten verwijtbaar?
‘Fouten zijn zelden geheel terug te voeren naar één individu. Een individu maakt ergens in een cascade een verkeerde keuze, maar daaromheen zit een heel systeem dat die fout faciliteerde. Ieder ander had die fout in dezelfde omstandigheden kunnen maken.
Verwijtbaar is het wanneer een zorgverlener moedwillig schade toebrengt en roekeloos te werk gaat. Moedwillig te veel insuline inspuiten, een patiënt expres niet reanimeren. Seksueel grensoverschrijdend gedrag of denigrerend gedrag naar collega’s is verwijtbaar. Maar ook de groep daaromheen, die een matig functionerende collega niet helpt, is verwijtbaar. Vrijwel al het ernstige disfunctioneren dat wij bij de inspectie zien, is voortgekomen uit een setting waarin niemand de disfunctionerende persoon aanspreekt. We kennen ze allemaal, die ene collega naar wie je je moeder of kind nooit zou sturen. Maar niemand zegt wat, of niemand pakt door als het bespreken niet leidt tot verbetering. Daarin zie ik vooral groepsverwijtbaarheid.’
Hoe kijk je in dat opzicht naar het tuchtrecht?
‘Dat is door artsen opgezet als zelfreinigend systeem, de IGJ daagt zelden iemand voor de tuchtrechter. Zorgverleners wilden elkaar ter verantwoording kunnen roepen en hun vak beschermen. Ik denk dat het tuchtrecht wel functioneel is als het gaat om normontwikkeling, om met elkaar te ijken wat we wel en niet acceptabel vinden. Het tuchtrecht zou wat mij betreft dus niet afgeschaft moeten worden, maar de nadruk op schuld is niet altijd passend. Je ziet ook in het reguliere rechtssysteem dat daar een kentering plaatsvindt. Onlangs werd een ggz-instelling voorwaardelijk beboet nadat een patiënt overleed na clozapinegebruik. De instelling werd verantwoordelijk gehouden, niet de psychiater in opleiding die de medicatie had voorgeschreven. Dit vanwege de grote personeelstekorten en onvoldoende toezicht op de arts-assistent. Dat vind ik rechtvaardig.’
Zelf heb je ook in de psychiatrie gewerkt. Waarom ben je gestopt?
‘Het stompte me af, ik had het idee dat ik mijn empathie begon te verliezen. Ik nam de manier van denken die je aangeleerd krijgt ook mee naar mijn thuissituatie, daar had ik last van. De casuïstiek die ik daar zag was heel heftig. Een patiënt die zichzelf had toegetakeld met de scherven van een spiegel, de suïcides. Er was geen opvang voor mij als assistent of voor verpleegkundigen die erbij betrokken waren. Psychiaters waren daar niet mee bezig. Een tijd lang normaliseerde ik het, maar op een gegeven moment dacht ik: zo wil ik niet worden. Het was een moeilijke keuze, maar ik heb er geen dag spijt van gehad.’
Je zei ooit dat Voorkomen is beter het boek was dat je zelf als jonge arts had willen lezen. Wat heb je gemist?
‘Ik nam het mezelf erg kwalijk als ik een fout maakte. De fout die me het meest bijstaat is die waarbij een patiënt psychotisch ontregelde en een weekend in een isoleercel doorbracht. Die vrijdag had ik op verzoek van de klinisch psycholoog, het hoofd van de crisisdienst, 10 mg haldol voorgeschreven. De apotheker belde me daarna om te zeggen dat dat wel een heel hoge dosering was en vroeg of het niet beter was die te halveren. Ik heb dat toen geaccordeerd zonder te overleggen, zonder in het dossier te kijken en zonder de patiënt te zien. Op zaterdag raakte mijn patiënt in een psychose en verbleef het hele weekend in een isoleercel. Op maandag riep de opleider me voor de rest van de groep op het matje. De boodschap was: jij bent een domme idioot. En zo voelde ik me ook. Inmiddels kan ik zien hoe de hiërarchie en groepsdynamiek hieraan bijdroegen. Mijn vak heeft me milder gemaakt, ook naar mijzelf. Dat zou ik voor jonge artsen ook willen. Ze zijn te streng voor zichzelf en te mild voor hun omgeving.’
kwetsbaarheid en systeemdalen
Beste Iwan en Rosie,
Dank voor dit mooie artikel. Met name dat de eigen kwetsbaarheid sterk maakte is treffend omschreven. De oproep om te weigeren zorg te verlenen indien je het idee hebt dat je deze niet optimaal kan verlenen vind ik een lastige. Wat is eigenlijk optimale zorg? Voor veel kwetsbare ouderen aan de poort is dat veelal een verpleeghuisbed wat ontbreekt. Dit maakt dat wij vaak besluiten omdat naar huis gaan nog minder is om dan toch maar op te nemen. Hierin zit vind ik een ingewikkeld belangenspel. Mede ook omdat we in de zomer deze opnames als ziekenhuis nodig hebben om de productie hoog te houden(uitgebreid beschreven in recent afstudeerwerk van Britt Wagenaar TBM, TUD). Toch merk ik dat meer dan eens een pijnlijke adoptie procedure waarbij meerdere medisch specialisten opname weigeren vanwege een zorgindicatie, resulterend in spanningen onderling. Aangezien het hier om zorg over mensen gaat vind ik dit uitermate pijnlijk.
Wie gaat er eigenlijk beslissen wie er geen zorg meer krijgt als de rek er echt uit is? Nu lijkt het zo te zijn dat de meest kwetsbare mensen binnen ons zorgprobleem de hoogste risico's lopen om fors uitgestelde zorg te ontvangen. Gaan wij net als in de VS de sterfte in deze groep ook laten oplopen? Past dit dan bij optimale zorg? Wanneer is dan de rek eruit? Wanneer komt het ministerie in actie?
Als zorgverlener heb ik al eens de actie ondernomen waarvoor gepleit wordt en gezegd dat een kwetsbare oudere met een lang bestaand zorgprobleem naar huis moest omdat er uitgebreid systeemfalen was. Het ambulancepersoneel weigerde om hem mee te nemen. Via de voorzitter van de raad van bestuur werd ik vriendelijk verzocht om hem toch op te nemen. Het ministerie kwam er niet aan te pas. Het koste wel een hoop energie welke niets opleverde. Zoals beschreven geeft dit een afbrandrisico, maar dat is er ook als de voorgestelde weg uit het artikel gekozen wordt. Al met al lijkt het gehele systeem onveiliger te worden door overbelasting. Hoe moet je hier als zorgverlener mee omgaan? Je ziet wel hoe het geoptimaliseerd zou moeten worden maar dit is vaak praktisch niet uitvoerbaar. Bestuurlijk wordt er dan gezegd dit is een medisch besluit, maar vaak gaat het niet meer om een medisch besluit maar om uitgebreid systeemfalen. Wat is er echt nodig om ons huidige zorgsysteem te optimaliseren? En en als we dit gedaan hebben en het gaat falen -zoals we dat nu al weten-, hoe dragen we dit dan met elkaar en nemen we er met elkaar een gezamenlijke verantwoordelijkheid in? Gezamelijk de schouders eronder en niet uitstappen!! Aankomende aiossen ontmoedigen, en dan? Nu al draaien wij als medisch specialisten diensten. Er komt een hoop werk aan; wie gaat dat dan doen als wij de jongere aanmoedigen om uit te stappen. Bovendien is wat mij betreft het zorgen voor een waardevol goed! Al met al merkte ik dat het artikel veel vragen bij me oproept waarbij zich een toenemende zorg ontwikkelde over de ontbrekende eventuele oplossingsrichting me wel zorgen baart richting de toekomst.
uitstekend artikel maar met hoog illusie-gehalte
Beste Ian en Rosie,
Een halve eeuw geleden startte mijn geneeskundestudie. Toen Medisch Contact begon om onder pseudoniem van Alexander van Es mijn ervaringen als co-assistent - later gebundeld als 'Anatomie van het gevoel'- te publiceren werd ik verketterd door veel collegae vanwege het geschetste beeld in de praktijk. De publicatie van dit boek heeft mij twintig jaar achtervolgd en ik heb er spijt van dat ik het ooit heb geschreven. Artsen vonden het allemaal veel te negatief en ik was dus ongeschikt als dokter. Er waren echter ook gepensioneerde collegae die dit beeld volledig herkenden van hun opleiding in de jaren veertig en vijftig. Volgens heb was er niets wezenlijks veranderd. En vier decennia na publicatie van het boek komen er nog steeds reacties van herkenbaarheid. Wij focussen ons graag op wat verandert.
In de medische branche verandert op een aantal gebieden inderdaad heel veel maar juist datgene waarover het op zich uitstekende artikel gaat verandert nauwelijks of niet, alle goedbedoelde initiatieven ten spijt: lees Medisch Contact. Talloze malen zijn 'systeemveranderingen' voorgesteld. In het hoofd van veel artsen en anderen die de gezondheidszorg een groot hart toedragen speelt de wens om 'het systeem te veranderen'. Maar met de voeten lopen ze ondertussen in de modder op de werkvloer en blijken zelfs minimale veranderingen al heel lastig te realiseren.
Natuurlijk mogen wij blijven dromen over een betere toekomst maar wie écht een verandering wil moet zich eerst heel grondig verdiepen in de wortels van het huidige systeem. Je kunt een stevige eik niet vellen door er met een duim tegenaan te drukken. Juist wat betreft datgene wat in het artikel staat is de weerstand tegen verandering ongelooflijk groot. De discrepantie tussen de uiterlijke schijn en datgene wat uiteindelijk de koers bepaalt is in de medische branche heel groot: macht, geld en eigenbelang spelen hierbij volgens mij een hele belangrijke rol. Pas wanneer je zicht hebt op de wortels van het huidige systeem en op de factoren die dit systeem in de hand houden en zich verzetten tegen verandering kun je misschien het 'logge gedrocht' in een ietwat andere richting duwen maar daarvoor is heel veel nodig.
Ik schrijf dit niet om een droom in diggelen te gooien. Een kwart eeuw lang heb ik aan beide kanten - als huisarts en patiënt - van het bureau in de spreekkamer gezeten en al die ervaringen heb ik proberen te vergaren, analyseren en uit te dragen.
Hartelijke groet,
Ignace Schretlen
Systeemfalen
Het is inderdaad waar dat de meeste fouten multifactorieel zijn en meestal problemen zijn met een niet goed functionerend systeem en/of personeelstekort.
De kop van het artikel is "Wie geen goede zorg kan verlenen, moet weigeren". Natuurlijk wil iedereen goede zorg verlenen, maar ik zie de krantenkoppen al "een dokter weigert zorg te verlenen, omdat hij geen goede zorg kon verlenen" en ik denk dat het tuchtzaken regent als je als arts weigert zorg te verlenen, omdat je van mening bent geen goede zorg te kunnen geven.
Wat je ook kiest: wij staan achter je.
Leistikow roept op om te 'weigeren' wanneer je geen optimale zorg kunt leveren. Optimale zorg bestaat echter niet in een systeem van schaarste, hoe goed het ook is. Er zijn altijd compromissen, ook op de kwaliteit. Iedereen die dagelijks als professional in welk systeem dan ook werkt weet dat. Leistikow bedoelt waarschijnlijk dat je op de rem moet gaan staan als je niet meer het minimale niveau van kwaliteit kunt leveren. De gedachte daarachter is dat het systeem beter piepend en krakend kan vastdraaien zodat er tenminste eens wat verandert, dan dat je maar eindeloos doormoddert.
Maar het probleem van zijn uitspraken is dat ze professionals geen houvast bieden. Want wie bepaalt wanneer je niet meer het minimale niveau van zorg kunt leveren en je mag zeggen: ho? Achteraf kan iemand, bijvoorbeeld de tuchtrechter, altijd zeggen: je had in deze omstandigheden prima zorg kunnen leveren, en je hebt je patiënt in de steek gelaten. Of: je had in deze omstandigheden moeten weigeren. Komt de Inspectie je dan te hulp?
Een van de drie pijlers onder professioneel handelen van zorgverleners is compassie (1). Daarnaast zijn zorgverleners ook gewoon kostwinners. Het is dus nogal veel van ze gevraagd om hun patiënten in de steek te laten en hun baan op het spel te zetten. Het kan wel, maar de boodschap zou dan moeten zijn: "Het systeem deugt niet, we gaan daar iets aan doen. Probeer er intussen het beste van te maken, meld onveilige situaties, denk aan je eigen welzijn en trap op de rem als je vindt dat dat nodig is. Wat je ook kiest: wij staan achter je." En geef daar vervolgens ook garanties voor. Daar hebben zorgverleners wat aan.
Bovendien: waardeer de enorme creativiteit, inventiviteit en inzet van zorgverleners om in een onvolkomen systeem toch nog iets goeds voor elkaar te krijgen. Vraag wat ze nodig hebben om dat te kunnen blijven doen en gebruik die informatie om het systeem te verbeteren en uit dit dal te komen. Daar schiet je veel meer mee op dan als zorgverleners er het bijltje bij neergooien en je alles weer opnieuw moet opbouwen met gedesillusioneerde mensen.