artikel
Dokters zijn niet te bereiken voor een zieke patiënt. Dat beeld lijkt de inspectie te bevestigen met haar onderzoek naar de telefonische bereikbaarheid van huisartsen. Veel huisartsenpraktijken nemen hun telefoon niet op binnen de door de inspectie vastgestelde norm. Dat lijkt me nog eens interessant onderzoek. Ik zie zo voor me hoe onze inspecteurs van de volksgezondheid met een stopwatch in de hand op de vroege maandagmorgen bellen met collega Harmsen uit Heilust Oost. Seconden tikken weg, want ja, collega Harmsen doet wat hij moet doen op deze maandagmorgen: spreken met zijn patiënten. Als de assistente het zoveelste telefoontje die ochtend beantwoordt, sist de inspecteur: te laat! Weer een kruis in het rode vakje.
De achterliggende reden voor dit onderzoek is de aanname dat trage bereikbaarheid slecht is voor de kwaliteit van zorg. Maar dat wordt in het geheel niet onderzocht, want de inspectie telt hier knopen met een zelfvastgestelde norm. Hoewel het wel logisch klinkt, is de gedachte dat de zorg onder de maat is dus allerminst bewezen.
De Nederlandse huisartsenzorg wordt alom geroemd als poortwachtersmodel. Dit type zorg is relatief goedkoop en laagdrempelig en dichtbij. Waar hebben we huisartsen eigenlijk voor? Voor dat ene spoedtelefoontje van de inspectie? Als wij daadwerkelijk willen dat huisartsen bovenop hun telefoon zitten, vergt dat een andere inrichting van de gezondheidszorg. Dan is er geen plek meer voor de solistisch werkende huisarts met een deeltijdassistente en voorzie ik een samenklontering van huisartsen en het inrichten van callcentra. En dat gaat euro’s kosten. Ik vraag mij af of de minister dat over heeft voor een beperkte winst in bereikbaarheid.
Dat het schort aan de bereikbaarheid wordt ook vastgesteld in dit nummer van het Tijdschrift. Den Besten en collega’s presenteren een opmerkelijk onderzoek over ethische aspecten van arbeidsverzuim en merken ook op dat partijen in de gezondheidszorg ‘telefonisch slecht bereikbaar zijn’ (A2303; bl. 997). Verder nemen zij de samenwerking tussen bedrijfsartsen en behandelaren van patiënten die hun werk verzuimen onder de loep. De conclusie: als er wordt samengewerkt piept en kraakt het, en vaak, oh hoe herkenbaar, werken we langs elkaar heen. Bovendien hebben wij als dokters vaak hele andere opvattingen dan onze patiënten over de rechtmatigheid van arbeidsverzuim. Ook ik merk dat ik in de spreekkamer vaak in een ethische spagaat zit. Wat schrijf ik op als mij gevraagd wordt om een brief aan de uitkeringsinstantie over een klagende patiënt met wie weinig aantoonbaar mis is? Wat prevaleert? Mijn loyaliteit aan de patiënt of mijn rol als burger en belastingbetaler? Een lastig dilemma, waar een checklist zoals Den Besten en collega’s voorstellen ook niet zal helpen. Ik houd me aanbevolen voor oplossingen. En als er gebeld wordt, beloof ik mijn telefoon razendsnel op te nemen!
Reacties